Roi, cette phrase si concise et si remarquable, par laquelle ce bataillon restera immortalisé: tous les volontaires de ce bataillon ont été blessés. Daar wij ons niets konden herinneren van het kwetsen van al die Vrijwilligers in der tijd iets gehoord te hebben, en de Schrijver zich echter op een' alles afdoenden Getuige, den Prins Veldmaarschalk zelven, beroept, was het natuurlijk, dat wij in de Bijlagen het berigt van Z.K.H. opzochten. En ja! inderdaad wij vonden het op bladz. 233. Daar zegt Z.K.H. zelf: trois Volontaires, fesant partie de ce bataillon, ont été blessés. In de haast heeft de Heer durand tous in plaats van trois gelezen, en op dien grond met ophef aangekondigd, dat het bataljon daardoor een' onsterfelijken roem heeft behaald.
Bl. 118 en 119 verhaalt hij het gebeurde aan de zijde van Bergen op Zoom op den 3den, en wel zoo, dat men niet anders zien kan, of de onzen hebben ook daar terstond de overwinning behaald. Waarom niet opregt voor de waarheid uitgekomen, en erkend, dat de onzen toen in verwarring teruggetrokken, en dat er versche troepen uit Bergen op Zoom gezonden zijn, om die, onder welke de verwarring gebragt was, te vervangen? De tiendaagsche Veldtogt is zoo rijk aan roemvolle herinneringen, dat de geheele waarheid waarlijk niet behoeft geschuwd te worden: en bovendien, het is de pligt van den Geschiedschrijver, dezelve niet te verbloemen.
Bl. 128 en 129 verhaalt de Schrijver het voorgevallene in Zeeuwsch Vlaanderen op den 5den Augustus bij het Hazegras. Dit verhaal, 't welk verre van volledig, en tevens onnaauwkeurig is, eindigt met het berigt, dat de brave Zeeuwsche Schutterij ‘een stuk geschut der Belgen veroverde, de beide kanonneerbooten ontzette, en zich meester maakte van het Hazegras.’ Dat zoo wel de Zeeuwsche Schutterij als de Militairen, op den 5den, Sluis heldhaftig verdedigd, en den veel sterkeren vijand met roem verjaagd hebben, is waar; dat zij de Equipage der kanonneerbooten van dood of gevangenis gered hebben, is mede waar: maar de kanonneerbooten zelve zijn aan den grond geraakt en daarna verbrand, en het Hazegras is in handen der Belgen gebleven. Uit het berigt van den Schrijver zoude men het tegendeel opmaken. Délivrer les canonnières et se rendre maîtres du Hazegras, beteekent toch inderdaad iets anders.
Op het verder verhaal van den Veldtogt hebben wij wel geene bepaalde aanmerkingen, maar echter deze algemeene,