wel gevonden. De opschriften zijn: Aan mijne Landgenooten. Nieuw Volkslied. Op het Afbeeldsel van j.c.j. van speyk. Op de Heldendaad van j. hobein. De Helden van speyk en hobein. Korte Schets der luistervolle??? Belgische Omwenteling in den jare 1830 en 31 (in ernstige en vrolijke Tafereelen). De tiendaagsche Veldtogt, of Hij kwam, zag en overwon. Het gewroken Vaderland. Nederland het Paradijs. In eene noot wordt gezegd, dat de eerste zes Dichtstukjes reeds voor de(n) roemrijke(n) tiendaagsche(n) Veldtogt vervaardigd waren. - De Heer carillon maakt grove taalfouten, b.v. het staatkundige gezigteinder te doordringen, op bl. 4. Zoo wij streng beoordeelen wilden, ware hier en daar op deze versjes of rijmpjes niet weinig aan te merken, wat het werktuigelijke aangaat. En voorts de geest, die er in heerscht, mishaagde ons weleens. Wij houden niet van dat dichterlijk razen en schelden, al wordt het ook in veel vloeijender en krachtiger verzen gedaan. Wij keuren die bedreigingen van wraak af. Het baden in 't bloed der Belgen staat ons, ook in een vers, tegen. Enkele coupletten zijn goed; doch het geheel is beneden het middelmatige, en mediocribus esse poetis non licet. De korte Schets der Belgische Omwenteling heeft wel iets luimigs; doch aardigheden, als lepelpol, laffepold, loopophol, loopburg, in plaats van leopold, zijn te gemeen. Dit nog tot proefje:
In August maand twaalf en zeven
(Dus word in het Kronijk geschreven)
Kwam Prins willem, zag en won, enz. enz.
Het slot is:
Eindlijk dat God moge sparen
's Prinsen dierbre levensjaren,
Wenscht zijn dienaar carillon.
Dat wenschen wij ook.