Merkwaardigheden uit den Tiendaagschen Veldtogt der Nederlanders in België. (Met Portret, 24 Platen en Kaart van het Tooneel des Oorlogs.) Iste Aflevering, met 4 Platen. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. 1832. In kl. 8vo. 48 Bl. ƒ 1-40.
Twaalf maanden uit de Vaderlandsche Geschiedenis, of Schets der groote Gebeurtenissen in de Nederlanden, van half Aug. 1830 tot half Aug. 1831. Te Amsterdam, bij P. den Hengst en Zoon. 1832. In gr. 8vo. VIII en 148 bl. ƒ 1-50.
De overvloed der stukken van den dag, ons ter aankondiging toegezonden, noopt ons, deze vijf geschriften, welke alle in betrekking staan tot den Tiendaagschen Veldtogt, in ééne beoordeeling zamen te vatten.
No. 1 behelst een zeer onderhoudend verhaal van de lotgevallen en krijgsbedrijven der Amsterdamsche mobile Schutterij. De Schrijver geest dag voor dag, zelfs in de kleinste bijzonderheden, op, wat hem en zijne Wapenbroeders, zoo in hunne Garnizoensplaatsen, als later op het Oorlogsveld, bejegende. Sommigen zullen welligt hier te veel onbeduidende kleinigheden geboekt achten; doch men houde in het oog, dat dit werkje voornamelijk een Gedenkboek voor de Amsterdamsche Schutterij zelve is, en dat kleine en voor anderen onbeduidende omstandigheden bij haar vaak de levendigste herinneringen zullen op wekken. De Schrijver heeft ook het talent, deze zóó voor te dragen, dat wij hem tot het einde toe met klimmende deelneming blijven vergezellen. Met groot genoegen lazen wij alzoo dit welgeschreven stukje.
No. 2. Ook dit stuk heeft, in ons oog, blijvende waarde, als Gedenkboek voor de Utrechtsche Studenten, die met daden toonden, hun bloed voor het Vaderland veil te hebben. Het mist echter de levendigheid van voorstelling, waardoor No. 1 zich aanbeveelt: de Schrijver was niet, gelijk de Heer van ingen, tegenwoordig bij de ontmoetingen en verrigtingen, welke hij beschrijft. Ook is het laatste gedeelte van dit werk wat veel uit Publicatiën en Aanspraken zamengesteld.
No. 3. Deze Redevoering, waarmede de Leydsche Hoogleeraar peerlkamp in October des vorigen jaars zijne Lessen opende, strekt voornamelijk om aan te toonen, wat door de Kweekelingen van Leidens Hoogeschool, zoo wel vroe-