Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 440]
| |
Bij het onverwacht, althans plotseling uitbreken der Cholera in ons dierbaar Vaderland, is het van belang, onze Lezers ook van het Rapport der Commissie, speciaal met het onderzoek derzelve belast, eenig beoordeelend verslag te geven. Dit Rapport bepaalt zich hoofdzakelijk bij de drie volgende hoofdpunten van onderzoek, welke in zoo vele Hoosdstukken worden overwogen: 1. Ontstaan en verbreiding van den Aziatischen Braakloop in de door de Commissie bezochte plaatsen. 2. Beschrijving van den Aziatischen Braakloop. 3. Algemeene en bijzondere tegen denzelven te nemen maatregelen. Onder het lezen van hetzelve kwamen eenige bedenkingen bij ons op, die wij bescheidenlijk wenschten medete deeien. Het eerste Hoofdstuk strekt om aan te toonen, dat de ziekte niettegenstaande Cordons en Quarantaines in Pruissen is doorgedrongen en aldaar evenmin als in Rusland en Oostenrijk heeft kunnen geweerd worden, en moet dienen tot bevestiging van het gevoelen, 't geen later ontwikkeld wordt, dat de Cholera geenszins tot de contagieuze ziekten kan gerekend worden te behooren. Recensent heeft zich op dit punt verklaard in de beoordeeling van het bemoedigend Volkswoord te Nijmegen uitgegeven, eene vertaling van een stukje van Dr. lorinser, in de Allgem. Preuss. Staats-Zeitung opgenomen. (Zie Vaderl. Letteroeff. voor 1832. No. IV, bl. 156 en volgg.) De losse bewijsgronden, waarop deze zijn gevoelen van niet-besmettelijkheid vestigt, hebben wij alstoen aangetoond. Het bevreemdt ons, dat de Commissie er zoo veel waarde aan gehecht heeft, om ze op nieuw voor te dragen. Immers redeneringen vervullen in dat vlugschrift de plaats van daadzaken, en wilde men alle de losse stellingen van hetzelve wederleggen, men zou een geheel boekdeel kunnen volschrijven. Dat Cordons en Quarantaines de ziekte niet hebben kunnen tegenhouden, laat zich ligt verklaren, als men 1o. de moeijelijkheid van die maatregelen, in een land als Pruissen bij voorbeeld, overweegt, als men 2o. denkt aan de wijze, op welke die zijn ten uitvoer gebragt, de slappe en halve opvolging derzelven. (Men vergelijke lichtenstädt's schriften voor Rusland en die van blume voor Java.) Wat van energie in dezen te wachten was, heeft Keizer nicolaas, een waarachtig Vorst, door eigen voorbeeld bewezen. Hoe menig blijk van het nut dier maatrege- | |
[pagina 441]
| |
len leveren niet lichtenstädt, horn, blume en anderen! Zijn niet in onze Kolonie, na het opheffen dier maatregelen, de nog verschoonde Residentiën geteisterd geworden? Men zie de belangrijke Tabel van den Heer van haak, waar de voortgang der ziekte met dag en datum wordt aangewezen. Ook de daadzaken, die Prof. horn ons mededeelt omtrent de verspreiding der ziekte te Berlijn, zijn nog door niemand bondig weêrlegd. Dan, laat ons zien, of de in dit Rapport opgegevene daadzaken die stelling boven allen twljfel verheffen. In Berlijn was de eerste zieke een schipper (volgens sommigen zoude deze man met schippers van Zerpenschleuzen, waar de Cholera heerschte, in gemeenschap geweest zijn). Insgelijks was de eerste zieke te Hamburg een matroos, bij wiens overlijden evenwel de karakteristieke verschijnselen der Cholera niet werden waargenomen; als resultaat werd opgegeven, dat hij aan chronische diarrhee, met opvolgende ontsteking van het darmkanaal, gestorven was. (In hoeverre deze uitspraak geldig zij, durven wij niet beslissen. Ondertusschen herinneren wij, dat de ziekte bij hare eerste verschijning in Orenburg ook voor darmontsteking gehouden werd.) Nu werd het schip, waarop deze matroos zich bevond, uit de quarantaine ontslagen en lag sedert den 5 October in de haven van Hamburg, en juist op den avond van dien dag ontdekte zich het eerste geval van Aziatischen Braakloop bij een' bedelaar, den tiefen Keller, eene verblijfplaats van vagebonden, bewonende; daarop werden acht andere bewoners van den tiefen Keller aangetast; terwijl de ziekte zich ook elders deed zien, onder anderen bij een' matroos den 8 October, dus drie dagen nadat eerstgemelde schip in de haven gekomen was, op het schip de Atlas, mede in de haven der stad liggende. Te Altona ontstond de ziekte bij eene weduwe van dijck, welke den 11den in Hamburg geweest was, om vruchten van een' schipper te koopen; welke schipper van Aussig in Bohemen kwam, naar men beweert volstrekt in geene verdachte plaats geweest was, den 6 October in de Hamburgsche quarantaine bij Gusthacht aanlandde, en de manschappen gedurende de vier dagen, die hij aldaar vertoefde, gezond aan boord behield. Bij het lezen van dit berigt moet natuurlijk de vraag oprijzen: hoe kwam hij in die Quarantaineplaats, en waarom moest hij er vier dagen vertoeven, indien het waar zij, dat hij volstrekt geene verdachte plaatsen had aangedaan? Te Luneburg werden het eerst twee | |
[pagina 442]
| |
schippers opgegeven, welke van Hamburg aldaar waren aangekomen, als overleden aan den Aziatischen Braakloop, en in hetzelsde gedeelte der stad, waar gemelde schippers met hunne schepen gelegen hadden, ontstond de ziekte. Te Halle is het moeijelijk, den oorsprong der ziekte na te gaan, daar de Geneeskundigen het over de drie eerste ziektegevallen niet eens waren. Volgens Prof. krükenberg was de eerste, die aan echte Cholera Asiatica overleed, een dronken bedelaar, die eenige dagen op de omliggende dorpen had rondgezworven, waar zich nergens verdachte Choleragevallen hadden opgedaan. (In hoeverre in dit geval geregelde nasporingen omtrent dezen man geschied zijn en geschieden konden, berigt het verhaal niet.) De vierde zieke, wiens kwaal door anderen niet schijnt betwijfeld te zijn, was 's avonds uitgegaan en eerst 's nachts ten hals een ure te huis gekomen, werd denzelfden nacht ziek, en stierf den volgenden avond. Hij was een bierdrinker, en waar hij den vorigen nacht al dien tijd geweest was, blijkt niet. Wij vragen thans den onpartijdigen Lezer, of dit alles wettigt tot het besluit, dat hier geene smetstof kan gewerkt hebben? Wij twijfelen er te meer aan, daar wij in het gansche Rapport zekere vooringenomenheid opmerken met het gevoelen der non-contagionisten, hetgeen aan dit geschrift meer het voorkomen geest van eene pleitrede, dan van een verhaal van gebeurde zaken. Ware dit anders, dan had het zich alleen bij die plaatsen moeten bepalen, waar de Commissie geweest was, en een naauwkeurig verslag moeten geven van 't geen door haar gezien en verrigt was; uit welk verslag dan eerst de slotsommen betreffende betwiste punten hadden moeten worden opgemaakt. Van dat alles treffen wij weinig of niets aan. Wij missen een dagverhaal der reizigers, hetgeen daarom te belangrijker moest geacht worden, dewijl het tot vergelijkingen van het voorkomen der ziekte in de steden, welke zij bezochten, van de onderscheidene behandeling en derzelver uitslag gereede aanleiding zou gegeven hebben. Op die wijze ware dit geschrist eene belangrijke bijdrage tot de historische kennis van dit nieuw phénomène in de geneeskundige wereld geworden. Als onderzoeker der waarheid is het mij onverschillig, of de ziekte al dan niet besmettelijk genoemd worde. Daadzaken verlang ik, geen redeneringen; want noch redeneringen, noch auctoriteiten, hetzij van bijzondere personen, hetzij van geleerde corpora- | |
[pagina 443]
| |
tiën, hebben hier eenig het minste gezag. Wat minder kostbaar voor de Gouvernementen, wat geruststellender voor de burgers zij, komt evenmin in aanmerking, waar het de waarheid geldt, gelijk bl. 30 door de Schrijvers teregt beweerd wordt. Is de oorzaak der Cholera geene smetstof, wat is zij dan? Wij gelooven, antwoordt hierop de Commissie, dat men zich die best kan voorstellen als eene, zich in den aardbodem, volgens ons onbekende wetten, in eene bepaalde, meestal westelijke rigting, voortbewegende oorzaak, welke zich in landen of plaatsen, waar dezelve in de dampkringslucht, ten gevolge van plaatselijke omstandigheden, voorbeschiktheid vindt, uit de aarde ontwikkelt en met die plaatselijke nadeelige exhalatiën vereenigt, uit welke vereeniging eene eigenaardige verandering des atmospheers ontstaat, welke het miasma Cholericum daarstelt. Wij hebben deze verklaring met de eigene woorden der Schrijvers opgegeven, omdat wij volmondig betuigen ze niet te bevatten. Is zij uit schnurrer's vergelijking met volcanische werkingen en aardbevingen ontleend, waarom bleef dan het volcansich Italië verschoond, terwijl Rusland zoo geteisterd werd? Is het een miasma paludosum, vanwaar dan de Epidemie in het hoogste vasteland van Europa? Hoe komt met die bepaalde, meest westelijke rigting de zonderlinge loop met al die bogten en sprongen overeen, welke ons iedere oogopslag op de Cholera-kaart aanwijst? Vanwaar die terugsprong van Bengalen naar China, van Java en Borneo op Macassar en Amboina, om van zoo vele andere voorbeelden niet te spreken? Hoe verklaart men het, dat de Cholera telkens in Warschau na een belangrijk treffen met de Russen is uitgebroken? Dat het verloop van de Cholera vele punten van verschil oplevert van dat van contagieuze ziekten, die haren vasten loop houden en zich in denzelven niet storen laten, is waar, als men pest en vooral uitslagziekten bedoelt, op welke hooge vormen men ongelukkiglijk altijd het oog heeft, alsof er geene andere besmettelijke ziekten dan juist deze bestonden. En zelfs in deze ziekten gaat de stelling der Schrijvers niet altijd door. Of hebben niet geachte waarnemers bij het heerschen van variolae en morbilli eene febris variolosa en morbillosa gezien, waaraan de huiduitslag ontbrak, schoon de overige toevallen der ziekten aanwezig waren? Kan niet het prophylactisch vermogen der koepokstof de werking van de smetstof der variolae zóó wijzigen, dat er, in plaats van echte kinderpokken, varioloïden voor den dag komen? | |
[pagina 444]
| |
Naauw verwant met de vraag betrekkelijk de oorzaken was die over het wezen der ziekte. De geleerde Schrijvers stellen dezelve in eene werking van het miasma Cholericum op het zenuwstelsel van het vegetatieve leven, welke zich bijzonder uit in de veranderde werking van het systhema sympathicum, vooral van den plexus solaris, waarbij tevens eene ongelijke verdeeling en ophooping der zenuwkracht in het systhema sympathicum plaats heeft. In overeenstemming met deze Theorie, wordt de therapeutische indicatie gezegd te bestaan in het voorkomen van de ontwikkeling der ziekte, door de oorspronkelijke aandoening, op het systhema sympathicum aangebragt, tegen te werken; moetende echter het geneesplan gewijzigd worden naar de vormen der ziekte en het individueel gestel der lijders. In de diarrhoea Cholerica worden emetica en diaphoretica; in de Cholera erethica warme baden, huidprikkels, emetica, liq. c. cerv. succin.; in den typhus Cholericus bloedontlastingen, calomel, derivantia, vooral sterke sinapismi; in de Cholera paralytica de aanwending der koude volgens Prof. casper en de moxa aanbevolen. Wat bijzondere middelen aanbelangt, gunstig is het oordeel over braakmiddelen, ongunstig over calomel, kamfer, opium. Onder de volatile middelen voldeed vooral de subcarb. ammon. pyro-oleos. in groote giften. Bovenal gunstig luidt het berigt wegens casper's methode (het aanwenden van konde) in den paralytischen vorm. Grootelijks verwonderde het ons, desaangaande geene eigene waarnemingen van H.H. Stellers van dit Rapport te zien opgeteekend. Eveneens trok het onze aandacht, zoc vele medicamenten vermeld te vinden, welke de Schrijvers bij ondervinding niet hebben leeren kennen. Immers hetgeen in Rusland of Polen met meer of minder succes was toegediend, behoorde niet tot het ressort der Commissie. Door dat alles weg te laten, had het Rapport merkelijk korter en weliigt doeltreffender kunnen wezen. Deze waren de bedenkingen, die wij op dit stuk meenden te moeten maken; terwijl wij gereedelijk de vele en groote zwarigheden erkennen, welke er aan eene taak als deze verknocht zijn, en hulde toebrengen aan den ijver, waarmede de Commissie dezelve geheel vrijwillig op zich genomen en, zonder zich door die zwarigheden te laten afschrikken of terughouden, volvoerd heeft. |
|