ven, gelijk ook de hier heerschende geest nu eens hoog ernstig, dan weder luimig en schertsend is. Deze afwisseling draagt niet weinig bij tot veraangenaming der lezing. Daar het groot aantal der hier behandelde zaken het ons onmogelijk maakt, een doorloopend verslag van den inhoud des werks te geven, willen wij liever, ten einde onze lezers zelven te doen oordeelen, iets tot eene proeve overnemen.
Na met een woord gesproken te hebben van katharina II, jozef II, frederik den grooten en willem V, gaat de Schrijver dus voort: ‘Maar wenden we voor als nog het oog van bijzondere personen af, en vestigen we het op voorwerpen van grooteren omvang, op Volken, op Staten, ja op Werelddeelen. Volge mij dus uwe verbeelding al aanstonds naar gene zijde des grooten Oceaans, naar het land, waar leden van alle volken der aarde tot één volk zijn zamengesmolten; naar het land, welks kusten door de twee grootste wereldzeeën gebeukt worden, waar de Niagara zijne wateren in den afgrond dondert, waar de reusachtige Missisippi zeshonderd mijlen lands bevochtigt; in één woord, naar het land van washington, naar Noord-Amerika! - Welk eene verbazende verandering onderging deze groote helft der Nieuwe wereld! Terwijl clemens XIV de orde der Jezuiten in Europa asschaft, en daardoor de grootste vijanden des menschdoms in hunnen euvelmoed fnuikt, vliegt de Engel des verderfs over den Atlantischen Oceaan, en doet een der geweldigste oorlogen, een strijd op leven of dood, ontbranden tusschen Engeland en deszelfs Noord-Amerikaansche onderdanen, en na achtjarigen, hardnekkigen krijg, schiet de zon, voor de eerste maal sinds de schepping der wereld, hare stralen op een vrij volk in de Nieuwe wereld, terwijl gelijktijdig de schoonste parel van Brittanjes kroon valt.’
Ten besluite nog het volgende, over den toestand van ons Vaderland: ‘Voor zoo ver gij Nederlanders zijt, hebt gij uw dierbaar Vaderland ook, gedurende dit tijdvak, het toppunt van welvaart zien bereiken; maar tevens (het is bijkans onmogelijk, zulks van denzelfden leeftijd te kunnen gelooven) hebt gij het zien zinken, ja zinken tot schier peillooze diepte, en die zijn aanzijn onkenbaar, zijn' naam onleesbaar maakte. Echter hebt gij het ook uit dien vernederden staat zien herrijzen, en zelfs met eenigen glans het gebogen hoofd zien opbeuren; gij hebt het weêr zien plaats nemen onder de aloude Staten van Europa. - U, dierbare geboortegrond,