De Staatkundige Inquisitie, of zoogenaamde Hooge Politie, in Frankrijk ontmaskerd, enz. Uit het Fransch. Hde Deel. Te Amsterdam, bij de Gebroeders Diederichs. 1831. In gr. 8vo. 268 Bl. ƒ 1-80.
Ook uit dit deel, even als uit het vorige, leert men de versoeijelijke kunstenarijen en het laaghartig verspiedingsstelfel (waaraan ook de achtingwaardigste mannen, b.v. lodewijk philips, de tegenwoordige Koning der Franschen, ten doel stonden) kennen en verachten. Over het algemeen kan men van beide deelen dezes werks zeggen, dat de titels der hoofdstukken, die wij hier niet zullen afschrijven, dikwijls meer beloven, dan men bij de lezing vinden kan, zoodat de verwachting wel eens wordt te ieur gesteld. Hetgeen er echter omtrent vidocq staat, is belangrijk, en men leert er zijne Gedenkschriften door mistrouwen. Het strekt intusschen den Hollandschen vertaler tot oneere, dat hij de ergerlijke en tevens mislukte geestigheid van het oorspronkelijke, op bl. 11, niet weggelaten heeft. Er staat immers nergens in den ganschen Bijbel, dat de zonen van henoch (dat dan nog enak zou moeten zijn, maar altijd even onwaar blijft) schrijlings over noach's ark hebben gezeten, zoodat het water ter wederzijde naauwelijks aan de enkels hunner voeten kwam?...Dat is weêr een staaltje van Fransche ellendigheid!