langrijk, te weten, waartoe het, ook bij eene slechts middelmatige, zelfs bij eene slechte Regering, (maar toch eene Regering) in staat zou zijn. En dit vindt men voor weinig kosten in dit welgeschreven boekdeeltje bijeen, waarbij blijkbaar de reizen van mawe en koster en van den Prins van Neuwied voor het Noorden, Zuiden en midden gebruikt zijn.
Jammer, dat men eigenlijk niets over de zoo belangrijke binnenlanden hier vindt, dan eenige berigten over Minas Geraës (het goud- en diamantenland), maar niets over Gojaz, Cujaba en Matto Grosso (waaromtrent toch mawe reeds stof bood), niets over Para, en slechts zeer weinig over de oudere en nieuwere inlandsche stammen, de weleer zoo woeste, doch door de Jezuiten tot beschaafde menschen gevormde Tupinambas, zeer weinig over de latere Botocoedos, enz. Niet alleen de berigten van den Prins van Neuwied boden hier ruime stof aan, (wij gelooven, dat de latere reis van spix en martius den Schrijver slechts uit een tijdschrift gedeeltelijk bekend was) maar de uitmuntende History of Brazil van southey had kunnen worden geraadpleegd omtrent die vroegere stammen, en de verdiensten der Jezuiten ten aanzien derzelven. Doch 't geen voor de hand ligt, de Zeekust, is zeer goed behandeld, en de voornaamste bijzonderheden zijn daarvan opgeteekend, hoewel men eene betere en meer geregelde orde had mogen verwachten. Waarom die kust niet geregeld van het Zuiden naar het Noorden, of omgekeerd, geschetst, en zulke vreemde sprongen van Rio Janeiro oostwaarts (drie tot vier maanden reizens ver) naar Minas Geraës, dan weder zuidwaarts naar St. Catharine en de verdere zuidelijke streken, vervolgens noordwaarts naar Porto Seguro, Bahia en Pernambuco gemaakt? Of men zou moeten zeggen, dat Rio Janeiro als het middelpunt beschouwd wordt, en men daaruit beurtelings naar de onderscheidene wereldstreken uitstappen doet. Tusschen de
beschrijvingen dier steden komen dan zedeschilderingen der verschillende volksstammen, of beschrijvingen van voorwerpen uit de Natuurlijke Historie, voor, alles in eene bonte mengeling, zekerlijk om aan lezers, die weinig lust tot gezette lectuur hebben, een groot aantal rustpunten te verschaffen.
Jammer, dat het boek blijkbaar met overhaasting geschreven is, en dat daardoor eenige tegenstrijdigheden in hetzelve geslopen zijn. Zoo staat op bl. 13: ‘Jonge mannen, (waarom niet jonge lieden?) die gaarn op de citer spelen, laten