Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij[Ingezonden]Den Heere Redactenr der Vaderlandsche Letteroefeningen. Amsterdam, 5 Maart 1832.
Wel Ed. Heer!
Het was mij eene aangename verrassing, in het laatst uitgekomen No. III van uw Tijdschrift, mijne Bedenkingen over de Nederlandsche Financiën zoo gunstig te zien beoordeeld. Ik hoop, dat mij niet ten kwade zal worden geduid, dat ik twee aanmerkingen, die mij voorkomen niet juist te zijn, kortelijk beantwoord. De eerste aanmerking geldt onze schuld. Ik heb daarover gesproken, alsof zij geheel ten onzen laste was. - Ik kon, dunkt mij, niet wel anders. In ons toch duurt het Koningrijk der Nederlanden voort, en zoo lang er niet bepaald is, wat voor onze rekening en wat voor die van België komen zal, moet, bij eene opgave der Nederlandsche schuld, die schuld in haar geheel worden opgenomen. Zoo lang eene Compagnieschap niet heeft geliquideerd, en aan de Compagnons nog niet is aangewezen, wat ieders aandeel in lasten en baten wezen zal, staat immers de schuld nog ten name van de firma. En door mijn boekje zal toch de schuld evenmin geheel voor onze rekening komen, als het protest van mijnen Recensent het zon kunnen beletten. De tweede aanmerking betreft de aanhaling der werken van den Graaf van hogendorp en den Heer elink sterk: beide werken zijn mij zeer goed bekend; maar die werken nemen niets weg van de waarheid van mijn gezegde op bl. 23: dat de Schrijvers over Staat-huishoudkunde schaars iets over belastingen hebben gezegd. Indien ik gezegd had staas-huishoudkundige Schrijvers, dan zou de aanmerking juist zijn: want daar oe behooren beide Heeren: beiden hebben behandeld dat gedeelte der staat huishoudkundige wetgeving, hetwelk belastingen betreft; maar daarom zijn zij nog geene Schrijvers over Staat-huishoudkunde. Ik heb die uitdrukking met opzet gebezigd, omdat ik bedoelde de Schrijvers, die de wetenschap in haren geheelen omvang behandeld hebben, en niet diegenen, welke een deel van de staat-huishoudkundige wetgeving behandelden.Ga naar voetnoot(*) Indien de schets, die meer moeite gekost heeft, dan men oppervlakkig zou denken, door mij werd uitgebreid, dan zon ik, tot de uitgave daarvan, mijn antwoord op genoemde aanmerkingen hebben teruggehouden; maar daar kan niets van komen: mijn boekje is niet te beurt gevallen een onthaal, dat mij en mijne bijzondere vrienden, de Uitgevers, strekken kan tot aanmoediging, om het te vervolgen; - na de uitgave heb ik er nooit overhooren spreken, en uw Tijdschrift is 't eenige, dat er van heeft gewaagd. Ik heb dus het plan, om die kleine schets uit te breiden, reeds lang laten varen, en wil den tijd, mij van beroepsbezigheden overgelaten, liever aan meer aangenamen arbeid, dan ontmoedigende bespiegelingen over geldmiddelen, besteden. Ik heb de eer te zijn Uw Ed. zeer dv. Dienaar, De Schrijver van de Bedenkingen over de Nederlandsche Financiën. Meng. No. III. bl. 100. reg. 23. lees: ten onregte. - 133. - 9. -: het (of uw) lijf. - No. V. - 232. laatste reg. Iees: Nadat. |
|