ven de Noordsche, spreekt hij over de aanwending der Mythologie in het algemeen, en daarna over de Noordsche in het bijzonder, heldert dat op door voorbeelden, gekozen uit hooft, vondel, van haren, van merken, helmers en loots, en door voorbeelden van buitenlandsche Dichters. Het geheel wordt besloten door belangrijke bijvoegselen en aanteekeningen, waarin wij met genoegen iets uit de Legenden van den Heer van lennep zagen. Niet minder dan het eerste gedeelte van deze bekroonde Verhandeling, is dit tweede gedeelte een sprekend bewijs van den smaak, het oordeel en de geleerdheid des Heeren van westendorp.
In het derde Deel van de Werken der Maatschappij ontmoeten wij in de eerste plaats naauwkeurige Naamlijsten der Leden, Z.M. de Koning, als Beschermer, aan het hoofd, vervolgens de Prins van oranje en Prins frederik als Honoraire Leden, dan de Naamlijst der Leden naar orde der verkiezing, vervolgens eene alphabetische Naamlijst van dezelfde Leden, ten slotte eene dergelijke van die Leden, welke sedert 1793 overleden zijn, benevens aanwijzing van het jaar, waarin van dezelve melding is gemaakt in de Aanspraken der Voorzitters. Wij kunnen dit gedeelte des werks niet wel beoordeelen, en zeggen alleen, dat het wel een blijk is van groote naauwkeurigheid. Iemand moge al eens vragen: waarom is die of die Lid der Maatschappij? en denken aan dezen of dien, welke geen Lid is. Maar, naar gelange der vermenigvuldiging van geleerde Maatschappijen en Orden in een Land, zullen die waaroms ook menigvuldiger worden. En Recensent gelooft, dat men zonder request of intrigues, als men een fatsoenlijk en beschaafd mensch is, de eer van het Lidmaatschap nog al bekomen kan. Hij hoopt het ten minste voor zich. Wat die Aanspraken der Voorzitters betreft, dezelve konden wezenlijk belangrijke bijdragen voor de Letterkundige Geschiedenis van ons Vaderland worden,