boeksken te doen kennen, schrijft Rec. het volgende af: ‘Bij de vertroostingen van het Evangelie van jezus dood, waardoor ik mij heden gesterkt gevoel tot het onderworpen dragen en moedig doorstaan van al de rampen, smarten en kwalen dezes wisselvalligen levens, moet ik niet uit het oog verliezen, welke dure verpligtingen op mij rusten. De kruisbanier staat daar niet slechts ter vertroosting, maar ook ter heiliging van het zondig menschdom opgerigt. Wie haar aanschouwt, o! de heiligste gelofte van onbepaalde gehoorzaamheid aan God, van standvastigen ijver in het goede, van onveranderlijken afkeer van het kwade, van onverbreekbare trouw aan jezus, aan zijne zaak en zijn Evangelie, moet hij afleggen’ enz. Dit zij genoeg ter aanprijzing. Waarom wordt de dag des doods van jezus niet algemeen als een heilige feestdag gevierd door de gansche Christenheid?