dat de noodige volledigheid uit het oog verloren wordt; dezelfde onpartijdige behandeling van landgenoot en vreemdeling, van vriend en vijand. Wanneer het werk op dezelfde wijze voltooid wordt als het begonnen is, zal de Heer van kampen, zoo wij ons niet bedriegen, zijn Vaderland met een klassiek werk beschonken hebben, 't welk leven zal, zoo lang de Nederlander in den roem zijner Voorvaderen belang stelt.
Onder de lezing van dit voortreffelijk boekdeel hebben wij een paar kleinigheden opgemerkt, welke wij ter loops aanstippen:
Bl. 47. Jacob valk, Thesaurier, en christoffel roeltius, Raadpensionaris van Zeeland. Lees: valcke en roels.
Bl. 116-118 spreekt de Schrijver van het gezantschap, 't welk de Koning van Atsjien of Achem, op Sumatra, naar Prins maurits zond, en zegt: ‘Te Middelburg aan land gekomen, overleed de voornaamste Gezant.’ Hier had bijgevoegd kunnen worden, dat Bewindhebberen der Oost-Indische Compagnie hem aldaar een gedenkteeken hebben opgerigt, waarvan het opschrift bij van meteren, bl. 480 (uitg. van 1636) en bij sweertius, Delicioe Orbis Christiani, p. 742, (Colonioe, 1625. 8o.) is bewaard. Verg. meerman's aanteekeningen op de groot's Parall. Rerumpubl. I. 166-169, en collot d'escury, Holl. Roem, IIde D. bl. 187.
Bl. 183. ‘Met verwondering zagen de Eilanders hier (te Bantam) voor het eerst (in 1611) Hollandsche vrouwen, waarvan both er 36 had medegebragt.’ Eenige aardige bijzonderheden hieromtrent vindt men bij baudartius, IIde D. XVde B. bl. 174.
Bl. 231. ‘De Nederlanders bekomen door eenen Vlieger van Bantam de tijding van den roof.’ Waarom hier niet liever, door een' Renbode? Vliegen toch is te paard rijden, gelijk men uit cats en anderen weet.
Wij verlangen naar het tweede Deel, 't welk wij vernemen, dat de pers bereids verlaten heeft; niet twijfelende, of het zal aan de verwachting, waartoe het eerste ons regt geest, ten volle beantwoorden.