hecht, dat men het er niet van kan afzonderen, en het, als een hors d'oeuvre, aan het hoofd van het werk staat, zonder dat men weet, hoe het er komt, en eer men zelfs tot het eerst aanschouwen van het werk zelf gekomen is. Het verwondert ons, dat de Uitgever deze wanstaltigheid niet ingezien, en, op de eene of andere wijs, met geringe moeite en kosten, verbeterd heeft, daar het nu het werk voor altijd ontsiert.
Dat het werk in hetzelfde formaat als de Bijbel zelf gedrukt is, behoeft geene vermelding; maar wel, dat de tekst, even als die des Bijbels, van doorgaande aanmerkingen tot opheldering enz. voorzien is. Ook, dat voor elk voornaam Boek een afzonderlijke zoogenoemde Inhoud is geplaatst, welke echter niet slechts, wat het in 't algemeen bevat, vermeldt, maar ook berigt, van welke waarheid en geloofwaardigheid het is, en van waar het is ontleend, enz. Daarenboven wordt, boven elk Hoofdstuk, deszelfs bijzondere inhoud opgegeven. Alles is, vooral het geheel der aanteekeningen, van uitstekende waarde, en men kan er, gelijk wij voorheen van het geheele Bijbelwerk gezegd hebben, van roemen, dat geen volk zulk eene voortreffelijke, hetzij oorspronkelijke, hetzij verbeterde, en alzoo toegelichte, vertaling van deze Apocryphen bezit, als wij, in deze van den Heer van der palm. Het is waar, wij spraken tot hiertoe van de vertaling zelve niet, en wij zullen ons ook wel wachten van daarop eenige aanmerking te maken. Wie durft wanen, dat hij, tot eene vervaardiging derzelve, meerdere bevoegdheid of bekwaamheid bezit, dan deze geleerde man, of zeggen, dat hij van hem eene andere, dan allervoortreffelijkste overzetting, verwacht heeft? En wie zal de eene of andere bijzonderheid derzelve willen bevitten, die dan toch altijd op iets van geen groot belang zou uitkomen, en ligtelijk nog zeer bedenkelijk zou kunnen schijnen? Wij voor ons besluiten alles met te zeggen: Gansch Nederland mag zich verhoovaardigen over het bezit dezes geheelen werks, en is er den Heere van der palm hoogen dank voor