Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1832
(1832)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBedenkingen over de Nederlandsche Financiën. Te Amsterdam, bij J. van der Hey en Zoon. 1831. In gr. 8vo. 32 Bl. ƒ :-40.Dit vlugschrift behelst in de eerste plaats eenige algemeene bedenkingen over de Nederlandsche Financiën. De Schrijver geeft de grootheid onzer Staatsschuld op, handelt kortelijk over de verdere behoeften van den Staat, en deelt ten slotte zijne gedachten mede over de middelen om daarin te voorzien. In het Voorberigt zegt hij, dat deze Bedenkingen slechts eene schets uitmaken, die zeer voor uitbreiding vatbaar is, en dat zij alleen worden uitgegeven, om te zien, hoe zij worden opgenomen. Genieten zij een gunstig onthaal, dan zal hij dit stuk uitbreiden, en meer uitvoerig uiteenzetten, wat hier slechts is aangestipt. En inderdaad, deze laatste uitdrukking is juist. De denkbeelden, in dit stukje vervat, verraden eenen helderen denker; maar er wordt meer gesteld dan bewezen. Uitbreiding, berekening en bewijs is er noodig, om het gestelde van den Schrijver te kunnen toetsen. Intusschen is, hetgeen wij hier ontvangen, belangrijk genoeg, om naar het vervolg te wenschen. Vooral op | |
[pagina 117]
| |
het stuk der Financiën is de mededeeling van denkbeelden van een praktisch nut, en ook hier kan uit de wrijving der gedachten de vonk der verlichting ontspringen. Eene opzettelijke beoordeeling dezer Bedenkingen tot het in 't licht verschijnen der uitbreidingen uitstellende, maken wij voorloopig deze aanmerking: dat de Schrijver de geheele schuld als 't ware voor rekening van Oud-Nederland neemt, waartegen wij, met alle onze Lezers, protesteren. Wij erkennen, dat wij er voor het oogenblik voor zitten, of, gelijk een Belgiër eens zeide: Les Hollandais sont en possession du grand livre; doch dit is een voorbijgaande toestand, waarvan de last door buitengewone middelen moet bestreden worden, maar die niet ten grondslag kan genomen worden voor een vast systema van Financiën, of veeljarig Budget. - Ook vergist hij zich op bl. 23, met te zeggen: ‘de Schrijvers over Staatshuishoudkunde hebben schaars iets over Belastingen gezegd en dan nog altijd in algemeene termen.’ Zeker heeft hij op dat oogenblik niet gedacht aan het uitmuntend werk van den Heer elink sterk over de Belastingen, vooral die van den HandelGa naar voetnoot(*) (Delft, 1828.), noch aan het niet minder fraaije werk van den Graaf van hogendorp, Lettres sur la prospérité publiqueGa naar voetnoot(†) (Amsterdam, 1830. 2 Deelen.) Onder het goede, 't welk wij in dit stukje aantroffen, bevielen ons bijzonder des Schrijvers aanmerkingen over de noodzakelijkheid van groote en algemeene bezuinigingen. Misschien is het niet geheel te onregte, dat hij beweert, dat de vroegere Commissiën, te dien einde benoemd, alleen bezuinigden op Ambtenaren beneden de ƒ 2000 traktement. Ook wij hoorden wel eens de aanmerking, dat zu ke Commissiën zich te veel met den zwavelstok en te weinig met de koets bezig hielden. Wij willen voor het vervolg het beste hiervan hopen: want, hoe nieuw de Staatshuishoudkunde, als wetenschap beschouwd. ook zijn moge, de oude Romeinen kenden dezen gulden regel, dien men nu misschlen miskent: optimum vectigal parsimonia; Zuinigheid is de zekerste inkomst! |
|