zer sla zijnen Bijbel op, en hij zal, ook zonder onze verdere aanwijzing, ontwaren, dat de verdeeling van dit Hoofdstuk der Handelingen niet zeer oordeelkundig is.
En nu stijl en uitvoering. De Lezer oordeele uit het volgende, waarmede menken zijn werk begint: ‘Te Antiochië, de hoofdstad van Syrië, eene der grootste en volkrijkste steden der toenmalige wereld, welker aandenken, meer dan door alles, wat binnen haar is voorgevallen, en waardoor zij in de wereld, en vooral in de kerkelijke geschiedenis eene voorname plaats ontvangen heeft, door de(n) in haar midden eerst ontstanen en de wereld vervullenden naam des Christendoms en der Christenen vereeuwigd is, hadden Paulus en Barnabas een jaar lang met het gezegendst gevolg gepredikt, toen zij deze stad verlieten, om aanzienlijke liefdegiften naar Judea over te brengen.’ En zoo gaat dit voort; zoodat over het enkele woord leeren meer dan ééne bladzijde gevuld wordt met hetgeen niets ter zake dient.
Aan leerstellige redeneringen ontbreekt het in dit werk niet. Zoo lezen wij het gewone, althans voormaals gewone bewijs, voor den kinderdoop aangevoerd, bl. 150 volgg., dat de kerkermeester met de zijnen gedoopt werd. Al waren er toen kinderen in die familie zoo wel, als in de familie van Lydia en Cornelius; wie zegt ons, dat deze gedoopt zijn? Rec. behoort niet tot de Doopsgezinden, maar ziet niet in, waarom niet bij het enkel doopen der volwassenen, zonder dat kinderen in dien doop deelden, Lukas zóó verhalen kon, als door hem geschiedt. H. X: 46. verg. vs. 24. XVI: 15 en 33. Uit het woord terstond leidt menken het besluit af, dat de doop, in de gevangenis (?) verrigt, op gelijke wijze als thans, dat is niet door indompeling, bediend werd. Doch de man had de gevangenen reeds in huis, ten minste buiten de gevangenis gebragt, (zie vs. 30 en 33) en bij cornelius zoo wel, als bij dezen man, zal wel, daar zij beide Romeinen waren,