| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Tijdreken- en Geschiedkundig Onderzoek nopens de laatste Koningen van Babel. Door C. Enklaar,Rector der Latijnsche Scholen te Nijmegen. Te Nijmegen, bij de Wed. J.C. Vieweg en Zoon. In gr. 8vo. 70 Bl. Met nog eene Tijdtafel. ƒ :-90.
Dit geschrift moet beschouwd worden als eene proeve, om de verschillende berigten van daniël, jeremia, de Schrijvers der Koningen en Kronijken en dien van het boek Esther bij de Israëliten, met de elkander weder zeer tegenstrijdige berigten van herodotus, xenophon, megasthenes, berosus en flavius josephus, bij de Grieken, Chaldéën en Joden, zoo veel mogelijk in overeenstemming te brengen, of, waar dit onmogelijk is, den twist te beslechten, en alzoo te bewijzen, wie eigenlijk de laatste Koningen van Babel zijn geweest.
Bl. 40 geeft de geleerde Schrijver een kort overzigt der uitkomsten, die hij door zijn onderzoek meent verkregen te hebben, in de volgende stellingen:
1o. | Nebukadnezar heeft slechts 36 van de 70 jaren der Joodsche ballingschap geregeerd, en in het 37ste zijnen zoon evilmerodach tot opvolger gehad. |
2o. | Neriglissor is geen tijdgenoot van cyrus geweest, en kan derhalve niet in eenen veldslag tegen dezen gesneuveld zijn. |
3o. | Belsazar is de laatste Koning van Babel geweest, en kan bij gevolg niet dezelfde zijn als evilmerodach of laborosoardoch (anderen noemen dien laatsten laborosoarchod). |
4o. | Om dezelfde reden moet belsazar dezelfde zijn als nabonidus en labynetus. |
5o. | Belsazar is waarschijnlijk de kleinzoon van
|
| |
| |
| nebukadnezar en de zoon van evilmerodach geweest. |
6o. | Belsazar is 24 jaren Koning geweest, en waarschijnlijk bij de verovering van Babel omgekomen. |
7o. | Nitókris is waarschijnlijk de grootmoeder van belsazar geweest, en heeft gedurende de minderjarigheid van haren kleinzoon het bewind gevoerd, en de verovering van Babel beleefd. |
8o. | Darius de Meder is waarschijnlijk cyaxares II, de zoon en opvolger van astyages, en gedurende twee jaren Koning van Babel geweest. |
9o. | De ahasveros van esther is waarschijnlijk dezelfde geweest als darius de Meder. |
Tegen de vierde dezer stellingen, dat belsazar dezelfde met nabonidus en labynetus zou zijn, en derhalve nabonidus en labynetus niet van elkander zouden onderscheiden wezen, bestaan gewigtige zwarigheden; en Recensent is alsnog hoofdzakelijk het gevoelen toegedaan van den Eerw. van lis, hetwelk hij, na opgaaf der tegenstrijdige berigten van den Chaldeër berosus aan de eene zijde, en van de Grieken herodotus en xenophon, vergeleken met den Profeet daniël, aan de andere zijde, tot oplossing dier tegenstrijdigheid, zal laten volgen.
Berosus, namelijk, zegt, volgens flavius josephus (zie het aangekondigde werkje, bl. 17 en 18): ‘Neriglissor heeft vier jaren geregeerd. Zijn zoon laborosoardoch, nog een jongen zijnde, heeft negen maanden het bewind gevoerd; doch, omdat hij doorgaans eene ondeugende inborst aan den dag leide, is hij door zijne vrienden, eenen aanslag tegen hem gesmeed hebbende, omgebragt. Nadat hij gedood was, hebben zijne belagers, met eenparig goedvinden, het gebied opgedragen aan zekeren nabonidus, een' Babyloniër, een deelgenoot van dezelfde zamenzwering.’ En verder: ‘dat, als cyrus, in het 17de jaar van deszelfs regering, met eene grootere magt uit Perzië ten voorschijn gekomen zijnde, na het ge- | |
| |
heele overige Azië ten onder gebragt te hebben, op Babylonië aantrok, nabonidus, deszelfs aantogt vernomen hebbende, hem met een leger te gemoet getrokken en in eenen veldslag overwonnen en radeloos naar Borsippe gevlugt is; dat cyrus daarop Babylon belegerd heeft; maar bevindende, dat de plaats sterker was dan hij gedacht had, van daar opgebroken is, met oogmerk om het beleg voor Borsippe te slaan; doch dat nabonidus, zonder de belegering af te wachten, zich aan hem overgegeven, en eene menschlievende behandeling van hem ondervonden heeft; want dat cyrus, hem uit Babylonië wegzendende, hem Carmanië tot woonplaats heeft aangewezen, alwaar nabonidus dan ook het overige van zijn leven gesleten en zijne dagen geëindigd heeft.’
Geheel anders (gaat de Heer enklaar voort, bl. 19) luidt het verhaal van herodotus, bij wien de Koning, onder wiens regering Babel is ingenomen, labynetus heet, welken naam ook zijn vader gehad had: zijne moeder was nitókris, van wier verrigtingen de Geschiedschrijver met den grootsten ophef melding maakt.
Van dezen labynetus dan verhaalt hij, ‘dat hij tegen cyrus, die hem den oorlog aandeed, ten strijde uitgetrokken is; doch dat cyrus, door eene toevallige omstandigheid opgehouden zijnde,’ (Recensent gelooft, door dat de Medekoning nabonidus, die zelf, en niet labynetus, ten strijde was getogen geweest, zich in Borsippe geworpen had, en deze aldaar eerst moest worden ten onder gebragt) ‘den togt naar Babylon gestaakt en tot het volgende voorjaar uitgesteld heeft: dat de Babyloniërs toen, tegen hem uitgetrokken zijnde, geslagen en in de stad teruggedreven zijn, die voor zeer vele jaren van levensmiddelen voorzien was, maar door cyrus, bij gelegenheid dat de inwoners een feest vierden en zich met dansen en andere vreugdebedrijven vermaakten, door eene list, bij verrassing ingenomen werd.’ (Lib. I.C. 188-191.)
| |
| |
Nog omstandiger is xenophon (Cyrop. L. 7. C. 5.): ‘Cyrus, nadat hij de stad (Babylon) met eene breede en diepe gracht omringd en ingesloten had, vernomen hebbende [van de overgeloopene bevelhebbers gobrias en gadatas], dat er bij nacht een groot feest in de stad gevierd stond te worden, nam zijne maatregelen, om dezelve op dien tijd bij verrassing in te nemen. Hij leidde het water der rivier, die door de stad stroomde, af in de te voren gegravene gracht, en kwam zoo, terwijl de inwoners bezig waren met dansen en andere vreugdebedrijven, door de bijna waterlooze bedding der rivier, binnen de stad. Volgens vooraf gegeven bevel van cyrus, spoedden zich nu dadelijk eenigen naar het Koninklijke paleis; en, naar wensch, daar binnen geraakt zijnde, vonden zij den Koning’ [belsazar gelooven wij, waarschijnlijk denzelfden met labynetus, doch niet met nabonidus] ‘met het uitgetrokken zwaard gereed om zich te verweren; doch, door de menigte overmand, kwam hij met allen, die hem omringden, om het leven.’
Hiermede stemmen overeen de woorden van daniël, dat belsazar, der Chaldéën Koning, in denzelfden nacht, waarin het feest gegeven werd, gedood is.
Berosus, megasthenes, ptoleméus enz. spreken dus van nabonidus als den laatsten Koning van Babel. Die nabonidus werd krijgsgevangen gemaakt in Borsippe, behield door de gunst van cyrus het leven, en sleet het overige zijner dagen in Carmanië. Herodotus spreekt van labynetus, zoon van labynetus en nitókris. Recensent neemt met den Heer enklaar, (aant. 38. bl. 61.) aan, dat Labynetus eene soort van titel was (gelijk Pharao en Augustus). Nitókris schijnt de echtgenoote, naderhand de weduw van evilmerodach te zijn geweest, den zoon van nebukadnezar; en alzoo was de laatste Labyneet een kleinzoon van nebukadnezar, bij ge- | |
| |
volg dezelfde met belsazar, den Koning, die, volgens opgaaf van xenophon, in den nacht van dat feest, waar ook herodotus van spreekt, in zijn paleis, overeenkomstig het verhaal van een' tijdgenoot en ooggetuige, den Profeet daniël, gedood werd. Er waren alzoo twee Koningen van Babylonië te gelijk, even als bij de Lacedemoniërs, nabonidus, den aanvoerder van het leger, en labynetus of belsazar, afstammeling van nebukadnezar, en opperhoofd voor het burgerlijk beheer, welke laatste de zoon was van de beroemde nitókris.
Aldus spreekt de Eerw. van lis over deze geschiedenis, in zijn zestal van Leerredenen over daniël V, Utr. 1804, bl. 3 en verv.
Tot regt verstand van dit geschiedverhaal schijnt het mij noodig, vooraf een paar aanmerkingen te maken.
De eerste betreft belsazar. Wie is deze geweest? - Het schijnt moeijelijk, belsazar op de lijst der Koningen van Babel te vinden. De zoon en opvolger van nebukadnezar was evilmerodach: en deze werd, na eene tweejarige regering, door zijnen zwager neriglissor omgebragt. Nadat neriglissor drie jaren het bewind had gevoerd, sneuvelde hij in eenen veldslag: en laborosoarchod, zijn zoon, volgde hem op in het Rijk, gedurende den korten tijd van 7 maanden, en werd toen door nabonedus vermoord. Bij het onttroonen van laborosoarchod, zal belsazar, door josephus baltassor genoemd, de zoon van evilmerodach en nitókris, (bij gevolg, zeggen wij, dezelfde met den labynetus van herodotus) de kleinzoon van nebukadnezar, door nabonadius op den wettigen zetel zijn geplaatst: doch belsazar is een Vorst van zoo weinig beteekenis geweest, en nabonadius had, als Legervorst, zoo verre en zoo geheel de magt in handen, dat de ongewijde geschiedenis (de Heer van lis schijnt hier niet aan herodotus te denken) alleen
| |
| |
maar spreekt van dezen nabonadius, of nabonedus, als den Oppervorst van het Rijk. Ook [alzoo] is ons nog eene bijzonderheid duidelijk, die wij in vs. 7 van ons kapittel vinden, daar belsazar belooft, ‘dat hij, die het noodlottig schrift zou uitleggen, de derde heerscher in het Koningrijk zou zijn.’ Hij was, in naam, de eerste; nabonedus was de tweede; en belsazar beloofde, dat de verklaarder der geheimzinnige beeldspraak de derde Regent van het Rijk zou wezen, enz.
Eene tweede bedenking is hier: in welke omstandigheden van den Vorst en het Rijk de geschiedenis voorviel, die wij hier beschreven vinden? Dit moeten wij wat nader ontwikkelen, enz. Volgens de beste berigten, uit de oude Geschiedschrijvers opgezameld, was, al sedert den dood van nebukadnezar, het Rijk van Medië geducht geworden aan de Chaldéërs: vooral, toen cyrus, tot Opperbevelhebber van de Medische en Perzische troepen benoemd, met 30,000 man zijnen oom cyaxares II, Koning van Medië, (hier, bij daniël, Hoofdst. VI, darius de Meder genoemd) ter hulpe trok, en aan hem het beleid van den oorlog tegen de Babyloniërs werd opgedragen. - Welhaast sneuvelde toen neriglissor, de Vorst van Babel, in een' veldslag: en nadat de vermaarde cresus, Koning van Lydië, de bondgenoot van Babel, ook verslagen was, rukte cyrus met nieuwe magt, uit Perzië aangevoerd, voor de hoofdstad zelve; terwijl nabonadius, de Babylonische Veldheer en de tweede in het Rijk, na nog éénen slag gewaagd en verloren te hebben, zich in de stad Borsippe bergde en naderhand aan cyrus vrijwillig overgaf, en door hem tot Vorst van Carmanië verheven werd. Belsazar, de Oppervorst van het Rijk, bevindt zich alzoo voor het tegenwoordige in de belegerde hoofdstad Babylon. Deze groote en prachtige stad was nog onlangs merkelijk bevestigd en versraaid. Terwijl de oorlog van cyrus met cresus voor de
Chaldéërs eene afwending
| |
| |
maakte van eenige jaren, had nabonadius den verbazenden muur, dien nebukadnezar reeds begonnen had, ter beveiliging van den vorstelijken zetel, voltooid: en nitókris, de Koningin-moeder, eene vrouwe van zeer veel verstand en moed, had verdere kostbare werken, tot versiering en verbetering der stad, doen maken. (Hier volgt eene beschrijving van Babylon naar herodotus, die wij tot bekorting zullen overslaan.) Daar was maar één gebrek aan de versterking der stad, dat haar ook de vermeestering kostte; te weten, ter plaatse daar de rivier uit en in de stad liep, waren geene werken ter afschutting en bedekking: doch men meende genoegzaam tegen eene verrassing van dien kant gezorgd te hebben, door op beide plaatsen eene sterke bezetting te leggen. Cyrus echter, een zeer schrander Veldheer, enz. (nagenoeg het hiervoren gegeven verhaal van xenophon in de Cyropedie.) Gobrias en gadatus, (de twee overgeloopen Bevelhebbers van belsazar, wegwijzers van cyrus) zegt hier zeer opmerkelijk het verhaal (van xenophon), dankten de Goden, dat zij dien heiligschendenden Vorst de verdiende straf gegeven hadden. (Zie bl. 136.) Tot dusver de Heer van lis.
De berigten van herodotus en xenophon stemmen dus volkomen overeen met die van daniël; en, wanneer men de oplossing van van lis aanneemt, vooral zoo als wij hopen die nog nader te hebben toegelicht, dan blijven ook berosus, megasthenes en ptoleméus, in hetgeen zij, vooral de twee eersten, van nabonidus schrijven, volle geloof verdienen. Het laat zich ook moeijelijk denken, dat berosus, gelijk die door josephus wordt aangehaald, zou hebben gedwaald in de vermelding van het noodlot van nabonidus. Berosus zelf was een Chaldéër. Hoe zou hij er aan komen, om zoo omstandig te verhalen, dat nabonidus naar Borsippe gevlugt is, dat cyrus hem het leven spaarde, enz. indien dit alles ongegrond is? Aan de andere zijde
| |
| |
wordt het berigt van den Profeet daniël zoodanig door herodotus en xenophon, die van geen vroom bedrog ten behoeve van een' Joodschen Profeet verdacht kunnen worden, bevestigd en opgehelderd, dat wij daniël geen geloof kunnen weigeren, als hij den laatsten Koning van Babel op den nacht van dat heiligschendend feest laat sneuvelen. Nu verdient toch elke gissing, waardoor tegen elkander strijdende en echter in het afgetrokkene alle nagenoeg even geloofwaardige berigten, in overeenstemming worden gebragt, eene ernstige overweging. Onder dankbetuiging aan den Heer enklaar voor al het goede, dat hij geleverd heeft, geven wij hem dus het hier geopperde ter nadere toetsing. |
|