eene gift afpersen, dan deed hij dit soms zelfs, door schriftelijk met zijnen bijtenden hekel te bedreigen, indien men de milde hand niet opende. Naderhand namen de zaken beter op, vooral ook toen swaving partij begon te trekken van zijne vlugge pen, zoo wel als oorspronkelijk autheur door de uitgave van zijne Reizen en Lotgevallen, als door vertalingen van Engelsche werken van smaak. Hoogelijk roemt swaving zijne Hollandsche uitgevers, de Heeren blussé en van braam, te Dordrecht, die hunnen brief aan swaving deden vergezeld gaan van een edelmoedig geschenk, en hem met zulk een onbepaald vertrouwen vereerden, dat hij zelfs reeds over de betaling kon beschikken, alvorens het werk nog opgesteld was. Zie! dat heeten wij brave boekdrukkers; en, levert swaving ooit een vervolg op zijne Feest- en Heilige-dagen, dan verdienen zij door hem als Patronen der boekdrukkers te worden gecanoniseerd. De Heer thieme en nog een andere ongenoemde Amsterdamsche boekverkooper waren zoo scheutig niet, en komen er dan ook zoo goed niet af. Gedurende zijn verblijf van ruim twee jaren te Londen, schijnt swaving zich, buiten een enkel geval, waaruit blijkt, dat de vos wel zijne haren, maar niet zijne streken verliest, nog al wel gehouden te hebben. De kennismaking met zeker voornaam persoon, die, op zijn vertrek staande naar Afrika, het onderwijs van swaving genoten had in de Hollandsche taal, doet dezen laatsten de aanstelling verkrijgen, als Interpreteur en Translateur van het Hoog Geregtshof aan de Kaap de Goede Hoop. In den herfst van 1827 begeeft de Schrijver zich met geheel zijn huisgezin derwaarts, en bereikt nog vóór het einde van dat jaar de plaats zijner
bestemming. Het boekdeel wordt besloten met het verhaal van des Schrijvers vestiging in de Kaapstad en aanstelling in den genoemden post.
Ons oordeel over de schriften van swaving in het algemeen hebben wij reeds te dikwijls te kennen gegeven, dan dat het ons lust, hetzelve hier te herhalen. Op een tooneel als Londen geplaatst, kan het wel niet missen, of de Schrijver moet zijnen lezeren veel wetenswaardigs mededeelen; en, niettegenstaande men in eene zekere wijdloopigheid des Schrijvers toeleg niet kan miskennen, om zijn boekdeel tot eene zekere grootte te doen uitdijen, verloochent swaving toch zijnen onderhoudenden stijl niet. Levendige