Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan mijnen neef Jan Willem Warnsinck, als luitenant der Amsterdamsche schutterij, met verlof, van het leger te velde teruggekeerd, den 17 september, 1831.Voor Vaderland en Regt gevaar en dood te tarten,
Schenkt elk, die dit bestaat, eene onverwelkb're kroon;
't Erkentlijk Vaderland begroet hem als zijn' zoon,
En immer leeft zijn naam in aller dankb're harten.
Heil, driewerf heil zij u, die, uit den strijd gekeerd,
En juichende begroet door bloedverwant en magen,
De schoonste zegekroon op 't edel hoofd moogt dragen, -
De kroon, waarmeê de roem den dapp'ren held vereert.
Ik zong voor Nederland - gij hebt er voor gestreden;
Gods almagt was uw schild, in 't dreigend krijgsgevaar;
En thans, aan 't eind' der baan, door u met roem betreden,
Biedt Dichtkunst u de kroon, bij 't klinken van mijn snaar.
Ja, moed en heldendeugd blijft in gezangen leven;
Zoo leeft nog Fingal's naam in 't lied van Ossiaan.
De roem van Lier en Zwaard is boven 't lot verheven,
En blijft, al de eeuwen door, onsterflijk voortbestaan.
God dank! ik zie u weêr. 'k Ben trotsch op zulke Neven,Ga naar voetnoot(*)
Ja, trotsch op 't edel bloed, waar ons geslacht uit sproot:
Reeds was, in vroegere eeuw, hun kenspreuk: vrij te leven,
Of, moest het zijn, hun trouw te staven met hunn' dood.Ga naar voetnoot(†)
| |
[pagina 687]
| |
God dank! ik zie u weêr. - Vrij moog' de beker klinken!
De dankstof, die God schonk, is boven maat en peil.
Lof, prijs en eer zij Hem, die ons dien kelk doet drinken,
En u - en ons geslacht - zij onverliesbaar heil!
w.h. warnsinck, bz.
|
|