Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 481]
| |
tot zich. - Een door heerschzucht gedreven priesterdom heeft de grendelen losgerukt van Europa's staatkundig gebouw, waarachter het ten verderf voerende ultra-liberalismus lag opgesloten; zoodat men deswege de toekomst niet dan met regtmatige bekommering te gemoet ziet. Het is derhalve van het grootste belang, de hoofdbron te leeren kennen, waaruit het kwaad opwelde en voortvloeide, om daardoor in staat gesteld te worden, het geweld van dien verderfelijken stroom, zoo veel mogelijk, te ontwijken. Er zijn, wel is waar, altijd revolutiën en omkeeringen geweest, en zij zullen er ook altijd blijven, tot aan den afloop der eeuwen: want op dit benedenrond is niets bestendiger, dan de onbestendigheid zelve; doch even waar is het, dat de oorzaak van dezen onvasten staat van zaken bij den mensch zelven moet gezocht worden. Eene begeerte naar verandering, en naar de uitbreiding van zijne magt en aanzien in de wereld, is eene der voornaamste oorzaken, waaruit zoo vele oorlogen en onheilen met zich slepende omwentelingen geboren werden. Nogtans is het niet te ontkennen, dat onze dagen zich zigtbaar onderscheiden van al de voorgaande eeuwen. Wat oudtijds bij een enkel volk of in één land plaats vond, is nu bijna algemeen geworden; het is alsof eene onzigtbare hand de brandstof des opstands en der verdeeldheid in aller harten heeft uitgestrooid, welke, bij het geringste, dat er gebeurt, in lichtelaaije vlam kan gezet worden. Gelijk er dan verschillende oorzaken bestaan, waaruit allerhande beroeringen en omwentelingen geboren worden, zoo zijn de drijfveren, welke tot dat einde medewerken, even menigvuldig als onderscheiden. Priesters, wereldgrooten, gelukzoekers zijn veelal de raderen des opstands, waarvan de minkundige, helaas! maar al te dikwerf het slagoffer werd. Tegenwerkende middelen vinden altijd eene tegenwerkende kracht. Zoodra een Despoot zijnen zetel onder een vrij en verlicht volk oprigt, zijn opstand en beroeringen onvermijdelijk; omgekeerd is het even alzoo, wanneer een verlicht en liberaal Vorst onder eene domme en fanatieke natie zijnen troon vestigt. Ter ontdekking der oorzaak, welke aanleiding geeft tot het daarstellen der buitengewone verschijnselen van onzen tijd, moeten wij onze aandacht op twee voorname hoofdzaken vestigen, - op het Katholicismus en het Liberalismus, op het licht en de duisternis. Zoodra deze tegen elkander strijdende beginsels hunne aangewezene grenzen over- | |
[pagina 482]
| |
schrijden, en zich niet langer tot hun eigen grondgebied bepalen, wordt het eene zoo wel als het andere in beweging gebragt en een onderlinge oorlog onvermijdelijk. Rome, hetwelk op het tooneel der oude wereld zulk eene groote rol speelde en met een' looden schepter velen volken de wet voorschreef, werd eindelijk door de invallen der noordsche volken van alle magt en luister ten eenemale beroofd; en nimmer zou hetzelve uit zijne puinhoopen weder zijn verrezen, indien de leer des Christendoms steeds in hare vorige zuivere eenvoudigheid ware verkondigd geworden. Maar, helaas! de stormwinden der vervolging, welke de Christenen verontrustten, waren naauwelijks bedaard, of alles veranderde van gedaante: eenvoudige bidplaatsen in prachtige tempelen, door eene met staatsiekleederen versierde priesterschaar bediend, die door den luister, welken zij in allerhande uitwendige plegtigheden verspreidde, zoo krachtdadig op de harten der zinnelijke menschen werkte, dat het ware doel van de leer der zaligheid deswege uit het oog werd verloren. In dezen staat van zaken was er voor Rome geen geschikter middel, om tot zijne vorige grootheid en luister te geraken, dan het masker van die Godsdienst voor te doen; waarin hetzelve naar wensch slaagde, en de uitdeeler van kroon en schepter andermaal geworden is. Dewijl echter Romes Hierarchij meer op het geweld en de onkunde, dan wel op het regt en de rede rustte, was er altijd eene gewelddadige en sterke hand noodig, om de rede en het regt te doen zwijgen; waardoor de volken in eenen nacht van onkunde en bijgeloof wegzonken, waarin geen straal van de Christenzon hen kon bereiken. Niemand op dit benedenrond heeft ooit eenen troon beklommen, wiens grondvesten den loop der eeuwen verduurden. Men denke aan Babel, Ninivé, Tyrus en Sidon, Jeruzalem, die, onder zoo vele anderen, als sprekende bewijzen in de rol der geschiedenis staan aangeteekend. Nogtans, bij al deze wolken van getuigen, die voor den onvasten staat der troonen pleiten, wil men echter den Roomschen stoel van dien algemeenen regel hebben uitgesloten. Aangemerkt als den zetel van het Hoofd der Christenkerk, is men van een punt uitgegaan, waarvoor geen grenspaal staat opgerigt, vóór dat al de aardbewoners met hunne Koningen zich aan het bewind van dien éénen zullen hebben onderworpen. Met deze gedachte bezield, is er dan ook | |
[pagina 483]
| |
geen middel onbeproefd gelaten, om dat doel te bereiken; en het is te verwonderen, bij al den tegenstand, welken Rome deswege ontmoette, dat men echter nimmer van die onderneming heeft afgezien, hoewel de ondervinding had moeten leeren, dat geene kruistogten, tot dat einde ondernomen, noch Jezuiten, daartoe uitgezonden, aan die verwachting hebben kunnen beantwoorden. Niet minder opmerkenswaardig is het, dat in die landen, waar het Pausdom dacht, dat zijn rijksgebied voor altijd zou gevestigd zijn, geene Inquisitie met hare schriktooneelen in staat geweest is, om het aldaar staande te houden. In de Middeleeuwen was de tegenstand, welken Rome in dit werelddeel ontmoette, zeer gering. De Hervorming werd eerst door Petrus Waldus en de Albigenzen ondernomen, en daarna door John Wicleff, Johannes Huss en Hieronymus van Praag voortgezet. Later werd zij door Luther en Calvijn hervat, en deze slaagden zoo wèl in hunne onderneming, dat daardoor een groot deel van Europa's bewoners aan de heerschappij van Romes Kerkvoogd zich onttrok; doch de scheidbrief werd niet, dan met bloedige inkt, onderteekend, en zal in den dag der dagen tegen hen getuigen, die deswege zoo veel bloedtooneelen hebben aangeregt. Ongelukkig, voorwaar, de Vorst, wiens troon meer op het geweld en op onschuldig vergoten bloed, dan wel op het regt en de rede rust; maar driewerf ongelukkig hij, die voorgaf, dat hem de herdersstaf over de schapen van Christus was toevertrouwd! Terwijl zich het noorden van Europa voor het meerendeel aan de heerschappij van Rome onttrok, werden daarentegen alle middelen in het werk gesteld, om het zuidelijk deel voor den stoel van Rome te behouden. Frankrijk nogtans was reeds te veel van de Reformatie doortrokken: met ontzetting, het is waar, herinneren wij ons aan de zoogenaamde Parijsche bruiloft in den St Bartholomeus-nacht, 1572, toen de ijverzucht van hofgrooten en geestelijken, door zoo veler onschuldig vergoten bloed, eene voor altoos onuitwischbare vlak in den schoot der Moederkerk wierp: de Hervorming bleef in Frankrijk bestaan, en zelfs op het einde der zestiende eeuw nog, door het Edict van Nantes, beschermd en in stand gehouden. Zulks verbitterde Rome echter dermate, dat een kruistogt tegen Frankrijk werd ondernomen, waarvan Hendrik IV het eerste slagtoffer werd. Noch deze moordzucht, noch de gruwelijke vervolgingen der Protestanten onder Lodewijk XIV hebben haar doel bereikt. | |
[pagina 484]
| |
Bij het zien mislukken van al deze ondernemingen, om, ware het mogelijk, de heerschappij van Rome weder in haren vorigen luister te herstellen, geraakte Europa ten laatste in rust, en genoot allerwegen eenen gewenschten voorspoed. Maar, helaas! onder die stilte trokken wederom nieuwe ramporkanen te zamen. Voltaire, Rousseau en anderen kwamen met hunne schriften voor den dag, en legden door dezelve een verborgen vuur aan den Roomschen stoel, welks ontvlamming zijne magt en zijnen overgebleven luister meer benadeelde, dan Luther en Calvijn zelfs met hunne schriften ooit gedaan hebben. Jakobijnen en Republikeinen, menschen zonder Godsdienst, in de school van de eerstgenoemden gekweekt, ontrolden hunne vanen in het naburig Frankrijk tegen den Adel en de Geestelijkheid, de voornaamste steunpilaren van de Roomsche Hierarchij; en, na vele kerken en kloosters te hebben uitgeplunderd, zag men hen de Alpen zelfs overtrekken, om de handen aan het Hoofd der Kerke te slaan. Zoo werd de bijl des tijds aan Romes grootheid gelegd, en van dat oogenblik af dagteekent hare rugwaartsche beweging en de vermindering van haren luister en invloed op de volken. En wanneer zij haren ondergang niet wil verhaasten, moet zij voortaan van alle veroveringen afzien, tenzij zij, even als de man van Gaza, besloten had, zich het huis boven het hoofd omver te halen, en hare heiligdommen door de puinhoopen voor de hand der ongeloovigen te willen bedekken. Toen Napoleon, de aanvoerder der Fransche wapenen, van het tooneel der gebeurtenissen verdwenen was, en het door oorlog gefolterde Europa tot zijnen vorigen slaat wederkeerde, beklom Lodewijk XVIII den Franschen troon, die, na het nutteloos vergieten van stroomen bloeds, voor de verdrevene Dynastie wederom was opgerigt. Deze ommekeer van zaken baande dan ook den weg tot het beklimmen van den Roomschen stoel door Pius VII, die, bij het opvatten van de teugels des bewinds, naar zoodanige middelen omzag, welke strekken konden, om het vervallen bestuur, met betrekking tot deszelfs invloed op de volken, zoo veel mogelijk weder op te rigten en te herstellen. De Italiaansche en Spaansche liberalen geraakten spoedig weder onder de heerschappij der geestelijkheid. Vruchteloos trachtten zij zich door eenen opstand daaraan te onttrekken. De verbondene Mogendheden, door den tijdgeest verschrikt, werkten hen, | |
[pagina 485]
| |
door krachtige wapenen, in het belang van Rome, tegen; en geen wonder, voorwaar! want de staatkunde van het Heilig Verbond dacht door den Roomschen stoel een bolwerk tegen den algemeenen tijdgeest op te rigten, ter beveiliging dier troonen, welke door haar, na den val van Napoleon, wederom waren tot stand gebragt. Hoe weinig echter daarmede het doel is bereikt geworden, heeft de uitkomst der zaak, helaas maar al te laat! geleerd. Ware het niet beter geweest, dat men aan de Spaansche Cortes en de hoofden van de Italiaansche liberalen de teugels van den loop der vrijheid niet had ontnomen? Dan zou men Europa eene groote weldaad hebben bewezen; het Katholicismus en Despotismus zouden alsdan eenen zachteren dood zijn gestorven, dan wanneer het doodvonnis, over hen geslagen, door het ultra-liberalismus moet worden voltrokken. Of zal men het wijs en voorzigtig noemen, wanneer men een' sterk vlietenden stroom zijnen natuurlijken loop door dijk en dam betwist? Kan het wel anders dan verwoesting baren, als, bij den aandrang van het afkomend water, en dijk en dam bezwijkt? Terwijl zulks in Spanje en Italië voorviel, werden de Jezuiten naar het brandpunt des opstands, Frankrijk, gezonden, om de aldaar gevestigde liberalen den oorlog aan te doen, en, ware het mogelijk, tot de gehoorzaamheid der Kerke terug te brengen. De middelen, welke zij daartoe in het werk stelden, waren van zulk eenen aard, dat het doel daarmede in onzen tijd niet kon worden bereikt; en dit gaf dan ook aanleiding, om naar meer afdoende middelen om te zien. Onder het bewind van Lodewijk XVIII, die zijn bestuur zoo veel mogelijk naar de voorschriften van het Charter rigtte, waren hun de handen deswege gebonden; maar zijn dood en de opvolging van Karel X gaven den Missionarissen wederom nieuwen moed, en weldra wisten zij den Monarch in het belang van hunne zaak te winnen, en, door hem, zich eenen weg te banen tot al de takken van het bestuur. Nu was dan ook het uur geslagen, - dat uur, waarin de veldtogt zou worden geopend, die Europa tot de duistere Middeleeuwen zou terugvoeren, - geopend om de drukpers te bestormen en het Charter te vernietigen; dat Charter, waarop de Fransche liberalen, als op een drijvend wrak, het geringe overschot van hun staatkundig schip, zich tot hiertoe voor hunne vijanden beveiligd hadden. | |
[pagina 486]
| |
En hiermede dunkt ons genoeg te hebben gezegd ter ontdekking dergenen, welke de springveer losrukten, die het oorlogswerktuig in bedwang hield. Was het niet het, vrijheid en licht schuwende, priesterdom der Roomsche Hierarchij, hetwelk Karel X ten val bragt? dat, toen de Belgen den petitie-oorlog voerden, als geheime stokebrand achter het scherm stond? want door het vooruitgaan der verlichting, door middel van een wetenschappelijk schoolonderwijs, zag zich deszelfs tot nog toe magtvolle invloed bedreigd. Bij de bewustheid, dat, onder een verlicht bestuur, eene blind dweepende Godsdienst geen opgang meer zou maken, greep het, ter omverwerping van het wettig gezag, den standaard van het ultra-liberalismus aan; terwijl het het zachte bestuur van onzen Koning als ondragelijk, ja geheel despotiek deed voorkomen, en als de Godsdienst der vaderen bedreigende. En wij houden ons verzekerd, dat, zoo lang het Despotismus en de Priesterheerschappij hunnen schepter zwaaijen, bij den voortgang der verlichting en aanwas der liberale denkbeelden, duurzame vrede noch vastigheid der troonen in Europa meer te wachten zijn. |
|