Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Ter nagedachtenis van den luitenant ter zee, Van Speyk. Ja! vol genieting is dit leven, Hoe vaak verdriet het ook verzell'. De Godheid heeft het ons gegeven. 't Is zoet, hoe ook de smart ons knell'. Maar hooger streeft de geest der braven. Voor hen is 't leven niet op aard'. Deez' kan der ziele dorst niet laven, Wanneer het oog op 't eeuw'ge staart. De vad'ren hebben 't eens gevonden In deugd, in vrijheid en in eer. Hun roem staat eeuwig ongeschonden. Wij knielen voor hun schimmen neêr. Maar nog is 't nakroost niet verbasterd. U dreef, van speyk! die zelfde dorst. De naam van Neêrland was belasterd: Zijn redding gloorde in uwe borst. U jaagt de storm op 's vijands kaaijen. Geen hulp, geen uitkomst in 't verschiet. Maar Claassen's vlag zal blijven waaijen: Ze is u vertrouwt; gij strijkt ze niet. Gij daalt in 't schip, de lont te ontsteken In 't kruid, dat voor hare eere borgt. Gij keert, en 't kruis van 't Willemsteeken Is op zijn plaats; het is verzorgd! Het siert uw borst; dáár zal 't ontvangen Het zegel van onwelkbare eer. Den blik naar 't eeuwige, onbevangen, Ziet gij op vriend en vijand neêr. Een punt des tijds, - 't is all' verdwenen, - Een zelfde graf verslindt het all'; Doch niet uw ziel: die zweeft daarhenen, Waar reiner lucht haar voeden zal. Heb dank! - uw landgenooten staren Verrukt en trotsch op 't groot bestaan. Zoo lang ze uw beeld in 't hart bewaren, Zoo lang zal Neêrland nooit vergaan! Vorige Volgende