niet weet, wie men voor de hoofdpersonen te houden hebbe, en er eigenlijk die eenheid aan ontbreekt, welke de Roman met het Heldendicht gemeen heeft; en schoon alzoo de tweede titel: Episoden uit den dertigjarigen Oorlog, maar al te veel den aard van het werk kenschetst, als verzameling van deels geschiedkundige, deels verzonnen Episoden, die met elkander in zeker verband gebragt zijn, waaruit men inzonderheid de tegenovergestelde karakters der Veldheeren pappenheim en tilly leert kennen; desniettegenstaande hebben wij deze tafereelen met belangstelling gelezen. Hetgeen er in dit werk geschiedkundig is, dat is ook met juistheid behandeld, en het overige is gelukkig gevonden en roerend voorgesteld. De onstuimige, hartstogtelijke, en toch innerlijk welgezinde en beklagenswaardige anna; de beminnelijke en gemoedelijke hedwig, hare zuster; de edele en grootmoedige hohendorf, de minnaar en eindelijk de gemaal van hedwig; gezegden max. hohendorf's broeder, en diens beminde, de teêrgevoelige klara, die op eene andere wijze dan anna romanesk is, zijn allen met aesthetische waarheid geschilderd; en even juist teekent de Schrijver de historische karakters van pappenheim, tilly, wallenstein, gustavus adolphus en anderen. Ook de Waal lacroix blijft overal lafhartig en snorkende, wreed en wraakzuchtig. Eigenaardig is zelfs de voorstelling van het Hollandsche leger onder frederik hendrik. Wij houden dus, schoon voor onszelven geene vrienden zijnde van Romantische optooijing der Geschiedenis, dit werk voor goed in zijne soort, en gelooven, dat het nuttig kan zijn, ook uit een historisch oogpunt beschouwd, voor de zoodanigen, die geene onopgesierde Geschiedenis lezen
willen. Doch waarom bevlijtigen goede Schrijvers zich niet meer, om de niet opgesmukte waarheid zoodanig voor te stellen, dat geheel ware geschiedenissen zich met gelijksoortig genoegen, als de halfverdichten, laten lezen? Stijl en manier doen in dat opzigt zoo veel af. Maar er zijn weinig Geschiedschrijvers als voltaire, onze stuart, de ségur en eenige anderen. Daarom tast men naar de Romans: want hoe weinigen zijn in staat, in spijt van den vorm, zich zoodanig met de stoffe zelve bezig te houden, dat zelfs een wélschrijvende, maar niet roerende en schilderende, niet tot de ziel, dan slechts door het getrouw verhaal van daadzaken, sprekende wagenaar hen