welvaart van binnen, en der veiligheid en onafhankelijkheid van buiten. De welvaart van binnen schijnt ons het voornaamste punt. Inzonderheid komt de Schrijver daarop neêr, dat alle volken handeldrijvend geworden zijn; dat dus ieder volk, bij het verloren gaan van den stapel- of commissiehandel, (dat is hier alle handel, welke niet met eigene voortbrengselen gedreven wordt) slechts een gelijksoortig aandeel in den algemeenen handel behouden kan, als het aan eigene voortbrengselen oplevert; dat Noord-Nederland arm in voortbrengselen is, doch, tijdens de vereeniging met België, de Belgische producten verzenden kon, en alzoo een' wezenlijken en bestendigen ruilhandel had; dat, door de scheiding, de nijverheid van België, die hare afzettingsplaatsen mist, wel vernietigd wordt, maar ook eveneens onze handel wordt benadeeld, als die nu, zonder inkomende regten enz., de Belgische voortbrengselen niet meer zal kunnen bekomen. Eindelijk meent de Schrijver, dat onze veiligheid en onafhankelijkheid van buiten door de scheiding gevaar loopen, als waardoor wij van een Rijk van 6,000,000 tot een van 2,500,000 zielen verminderd worden, en België vernederd wordt tot eene Fransche, Holland NB. tot eene Engelsche Kolonie, ja waardoor wij ook buiten staat geraken, onze eigene Volkplantingen te beschermen; terwijl eindelijk het geheele Statenstelsel van Europa uit zijn verband en evenwigt wordt gerukt.
Tegen deze gronden heeft Recensent voornamelijk in te brengen het volgende:
De hereeniging met België is niet mogelijk: want zij zou thans moeten plaats grijpen; en al bestaan er geen blijvende antipathiën tusschen volken; al ware derhalve de hereeniging honderd jaar later mogelijk, tegenwoordig (en dit is hier de vraag) is zij ondoenlijk. Ook zijn de herinneringen van Belgen en Hollanders meest van vijandigen aard tegen elkander, en de verbroedering is sedert den laatsten opstand niet bijzonder toegenomen! Ook is het karakter der Belgen zoo veranderlijk, dat zij heden zich, althans schijnbaar, in opregtheid aan ons zouden kunnen aansluiten, en over een jaar met de eigenste verbittering weder tweespalt veroorzaken. Nu de mogelijkheid der hereeniging niet meer bestaat, zal de noodwendigheid wel van zelve wegvallen. Doch ook hieromtrent willen wij het een en ander aanmerken. De welvaart van binnen werd door de Belgische nijverheid meer onderdrukt dan onder-