Mengelingen, ten voordeele des Vaderlands, uitgegeven door J.M.H. Te Delft, bij B. Bruins. 1831. In kl. 8vo. VI en 116 bl. f 1-25.
Deze Mengelingen zijn in den boertigen trant van fokke bewerkt. Men vindt hier Xantippe, of het schoonmaken, bijdrage in April; Pythagoras, of de slagt, bijdrage in November; De Danaïden, of het bodemlooze vat; De Baard; Horatius, of de Dichtkunde; De Flodderkleederen, en: Het Orakel van Delphi. Niets van het hier geleverde is van verdienste ontbloot, en de Schrijver verstaat uitnemend het ridendo verum dicere: echter bevallen ons Pythagoras, of de slagt, en de Baard (doch dit is slechts eene individuéle wijze van zien) minder, dan de overige bijdragen en verhandelingen. Hetgeen voorkomt in de Flodderkleederen, bl. 88, is zeer zeker fijne satire. ‘Ook ten opzigte van het staatkundige zou men de juiste middelmaat, en vooral het vermijden van flodderkleederen, kunnen aanraden... Hoe toch zal een land bloeijen, dat door een groot aantal onnoodige beambten, van welken aard ook, wordt opgegeten; of, waar de administratie zoo kleingeestig is, dat zij, door de kleinste details te observéren, de hoofdzaken moet uit het oog verliezen.... Gelukkig heeft ons land, minder dan eenig ander land, te klagen over staatkundige flodderkleederen, en wij wenschen daar elkander hartelijk geluk mede; gelijk ook dáármede, dat wij geene wetboeken of regtspleging hebben, in een flodderkleed gehuld; want, helaas! hoe meer artikelen, bepalingen en uitzonderingen, des te vetter Advocaten.’ - Recensent moet hier echter aanmerken, dat in het grootste gedeelte der Vereenigde Nederlanden de Advocaten weinig gevaar loopen om te vet te worden, voor zoo ver dat embonpoint een vruchtgevolg hunner winsten met de
judiciéle praktijk zou zijn. Of nu echter die magerheid der Advocaten de eenvoudigheid onzer wetten en regtspleging tot oorzaak heeft; dan wel, of de menschen minder procedéren, om de hoogte der registratie-,