gen! En al verkondigt gij der Belgen lof ook nog zoo geestig; uw: Honi soit qui mal y pense, als motto gebezigd; uwe aanhaling van jes. I:31. en uit jean paul: Niet elke onsterfelijkheid is wenschenswaardig: ook de verdoemden zijn onsterfelijk, - zullen u niets baten. Integendeel, hoe zoeter het vergift zij, des te gevaarlijker. Hoort maar eens even, Lezer!
‘'t Zijn de brave Brusselaren,
En hun vrienden uit de buurt,
Die mijne oogen op doen klaren,
Lang voor 't licht als toegemuurd.
Regt zoo! zachte chirurgijnen
Passen in geen hospitaal;
Wie daar kannibalen schijnen,
Stellen 't kwaad best perk en paal.
't Was der Belgen schoonste dag,
Die hunn' Vorst verloochnen zag.
Wat ook kon een Vorst hun baten,
Die zoo mistastte in 't bejag
Van zijn Zuidlijke onderzaten,
Togtig naar hunne oude vlag?’
En dan het slotcouplet aan de Belgen, dat de kroon zet op des onbeschaamden Dichters hoofd:
‘.... Zoo lang gij niet kunt komen,
Troosten we ons 't Oranjejuk,
Malgewiegd in zoete droomen
Kon de Koning 't slechts doorgronden,
Wat zijn volk 't gelukkigst maakt,
Straks was onze boei geslaakt
En dat satansch heir ontbonden,
Dat daar aan de grenzen loert,
Of gij ook een vin verroert!’
't Is klaar - de man vlast op het Redacteurschap of het kopijregt van den Belgischen Muzen - Almanak!