borst verwekte. Ik heb, in de vurigste en sterkste bewoordingen, zegen over de hoofden van drieëndertig gewenscht, waarvan ik eenigen, een uur vóór dat ik die zegenbeden deed, nog niet kende; en ik heb achttien grootelijks geprezen om hunne onvergelijkelijke bekwaamheid en om hun verheven vernuft, alhoewel ik, om de waarheid te bekennen, hen bijkans even min kende, als den man in de maan. Vijftigmaal zwoer ik, dat er niets in de wereld is, hetwelk met een lichtblaauw oog vergeleken kan worden; en vijftigmaal zwoer ik, dat niets in de natuur een donkerbruin oog evenaart; ik prees heldere oogen om den zonneglans der vreugde, dien ze over alles verspreiden, en ik prees kwijnende oogen wegens de weemoedige gevoeligheid, welke, aan het zachte schijnsel der maan gelijk, daarin zich vertoont. Soms heb ik plegtige verzekering gedaan, dat de wangen, van welker rijke blos de roos nieuwe bekoorlijkheid kon ontleenen, door mij eerbiediglijk aangebeden werden; op een' anderen tijd betuigde ik mijnen afkeer van roode wangen, en vergoodde de sneeuwwitte bleekheid, als teeken van gevoeligheid, die zoo dikwijls tranen deed storten om de rampen des levens, dat de koude blos van het gelaat verdween. Ik roemde hooge voorhoofden om de kalme rust, en lage voorhoofden om de aandoenlijkheid. Ik heb zwart haar, donkerbruin haar, lichtbruin haar, ja rood haar geprezen; doch eens ontdekte ik, tot mijne onuitsprekelijke verbazing, dat ik een lofgedicht had gemaakt op de ambrozijnen lokken van eene jufvrouw, die eene pruik droeg. Beurtelings sprak ik in mijne Album-verzen met veel ophef van Grieksche neuzen, van Romeinsche neuzen, van wipneuzen, van witte en roode neuzen - van kinnen met kuiltjes, van dubbele kinnen en van spitse kinnen - van regte en van gewelfde wenkbraauwen.
Het gevolg van dit alles was, dat ik, niet alleen in de meening van anderen, maar ook in mijne eigene, alle vastheid van karakter verloor. Honderd-vijfennegentigmaal heb ik den naam' gehad, dat ik beminde; ofschoon ik op mijn geweten kan verzekeren, dat ik in waarheid met niet meer dan zevenenzestig personen liefdebetrekkingen heb aangeknoopt, en nooit met meer dan een half dozijn te gelijk. Al mijn voorraad van verbeeldingskracht heb ik uitgeput in het doen van ernstige liefdeverklaringen. Ter naauwer nood ben ik tien geregtelijke vervolgingen om het breken van