eenigen invloed mogt uitoefenen, bragt ik dezelve in een glas, hetwelk ik half vol met rivierwater deed, en bevestigde aan den kant van hetzelve een' bordpapieren rand, van 2½ duim breedte, welke met eene sterke oplossing van keukenzout doortrokken was, om de pogingen van de diertjes, om uit het glas te komen, door de aanraking hiermede, te beletten. Bij schoon weêr, als de bloedzuigers buiten het water waren, bragt ik een bosje van metalen draden, wier punten straalvormig uiteenliepen, zoodanig in het glas, dat hetzelve onder het water met het glas in aanraking bleef. Vervolgens bragt ik hetzelve in aanraking met de positive pool van eene sterkwerkende cilindermachine. In het oogenblik, dat ik begon te draaijen, zonk het eene dier na het andere op den bodem van het glas, en zoodra ik de electriciteit in het water liet werken, bewogen zij zich zeer levendig in het water, kropen daaruit, en poogden uit het glas te geraken. Hieruit bleek nu, dat het de electrieke spanning was, welke bij deze dieren de plaatsverandering veroorzaakte; en daar nu eene dergelijke betrekking in den dampkring plaats grijpt, zoo lieten zich deze verschijnselen gemakkelijk verklaren.
In het algemeen komt het mij voor, dat, hoe lager zich het organismus op den trap des levens bevindt, het des te minder zelfstandig is, en des te meer aan den invloed van de buitenwereld ter prooije gegeven. Ja, deze wet openbaart zich niet alleen in geheele organismen, maar zelfs in de enkele deelen van dezelve. Immers de dagelijksche ondervinding leert ons, hoe in het volmaaktste, namelijk het menschelijke organismus, zekere deelen, wier leven toevallig verminderd werd, aan den invloed der uitwendige natuur overgegeven zijn, als b.v. eene door ziekten in levenskracht verminderde huid, likteekens en nieuw gevormde deelen, die, als weêrverkondigers, de veranderingen van den dampkring terstond gewaar worden. Intusschen schijnt hier de electrieke spanning van groot gewigt te zijn, daar uit de proeven van humboldt en pfaff blijkt, dat de huidoppervlakte van men-