Eenige eigenaardige Bijzonderheden betrekkelijk verschillende soorten van Nevel; door J.B. van Mons, Hoogleeraar te Leuven. Uit het Fransch vertaald door B. Meylink, Apotheker en Chemist te Deventer. Te Zutphen, bij W.C. Wansleven. 1829. In gr. 8vo. 56 Bl f :-60.
De zoogenoemde stinkende nevels, welke als een luchtrook dikwerf het zonlicht verduisteren, zijn in ons vaderland en ook elders genoegzaam bekend. Men is het echter niet eens aangaande de oorzaak dezer nevels; hoezeer verschillende gronden worden aangevoerd, om dezelve in het branden der heiden en veengronden te zoeken. Men kan over dit gevoelen van fincke en anderen met vrucht eene verhandeling van den overledenen Hoogleeraar thijssen nalezen, in de Bijdragen tot de Natuurk. Wetensch. II D. bl. 189-221. De Leuvensche Hoogleeraar van mons, wien de scheikunde sinds vele jaren onder hare ijverigste beoefenaars en schrijvers mag tellen, heeft in eene verhandeling, aangeboden aan de Akademie te Brussel, dit gevoelen getracht te wederleggen. Wij erkennen echter tot onze spijt, niet in staat te zijn, een regt denkbeeld van des schrijvers verklaring mede te deelen, wiens meening ons duister is. Volgens hem, zal de zoogenoemde stinkende nevel ‘een damp kunnen zijn, zoo onvolkomen verdikt, dat hij zich niet in water kan oplossen, en tusschen welke de electrieke stof geplaatst is zonder er aan vast te kleven;’ zie bl. 40. Wij moeten den lezer, die zich over het gevoelen van den Heer van mons onderrigten wil, dus naar het boekje verwijzen; waarbij wij nog voegen, dat in den Alg. Kunst- en Letterbode, 1830, No. 39, bl. 205-208, nog iets betrekkelijk den stinkenden nevel door den schrijver briefswijze is medegedeeld.