moeder haar wel zou begrijpen. In een geschrift voor kinderen hadden wij dit, en wat er op volgt, liever niet gelezen. Van dien aard komt er mede in de geschiedenis van abraham en jakob voor.
Op enkele uitweidingen en bijzonderheden zou hier en daar nog al eenige aanmerking te maken zijn. Weet de Schrijfster, hoe spoedig het zich in kaïn openbaarde, dat de mensch niet meer zoo rein en onschuldig was, als toen hij uit de hand zijns Scheppers kwam? Op kleinigheden willen wij echter niet hechten, en liever het volgende, als proeve, ter aanbeveling afschrijven: ‘Ook voor ons slaat zoo menigmaal de ure der verzoeking. Ook wij wankelen, struikelen en vallen zoo menigmaal; en toch, ook ons schonk God krachten, om staande te blijven, zijne geboden te bewaren en de verzoeking te wederstaan. Mogt deze herinnering van den eersten val onzer voorouders ons slechts bedachtzaamheid leeren, om geen gevaar gering te achten, om tegen iedere kwade begeerlijkheid vroeg en ernstig te strijden, om steeds oplettend te zijn op de stem van God, hoe die door natuur, Bijbel, ouders en opvoeders tot ons spreekt, en bij iedere verzoeking ten kwade ernstig en geloovig te bidden: o Vader! leid ons niet in verzoeking; maar zijn wij er in, zoo verlos ons van den boozen, die ons tot het booze verleiden wil.’
Papier en druk zijn goed. Bij het plaatsen der scheidteekenen had meer naauwkeurigheid in acht genomen kunnen worden.