vele en alleruitmuntendste geschriften zoo gunstig bekend gemaakt, dat het ieder verwonderen moet, dat hij niet eer in de gelegenheid geweest is, om eene Inwijdingsredevoering als Hoogleeraar te houden en uit te geven. Sic fata tulerunt. Beter laat, dan nooit. Met deze bevordering van den bekwamen man wenschen wij minder hem, dan wel de Doorluchtige School van Amsterdam hartelijk geluk.
Om den Lezer aanstonds te doen gevoelen, wat hij hier zoeken moet, en dan zeer voortreffelijk vinden zal, zullen wij het plan en den aanleg opgeven. ‘Het zal mijne zorg moeten zijn, om mijne Hoorders niet enkel bekend te maken met onze beste Schrijvers en derzelver gewrochten, niet alleen met de gebeurtenissen des Vaderlands, maar die beschouwing zoo veel mogelijk tot een geheel te brengen; - niet alleen te toonen, wat Nederlanders gedacht, geschreven, gedaan hebben, maar tevens, zooveel mogelijk, hoe zij dit dachten, schreven en deden. Ik zal tot dat einde trachten, mijne Hoorders bekend te maken met den geest onzer Letterkunde, en dien onzer Geschiedenis, beide gewijzigd door ons volkskarakter.’ (Bl. 5.) ‘De eerste eigenaardigheid, welke den Nederlander kenschetst, en die zich, door alle tijdperken zijner Geschiedenis heen, bij hem werkzaam betoont, is Godsdienstigheid. Zij heerscht ruimschoots in onze Dichters en Prozaschrijvers.’ Aanhaling van gepaste voorbeelden, welke duidelijk aanwijzen, dat van de vroegste tot de jongste tijden Godsdienst de grondtoon der Nederlandsche poëzij geweest is. De Nederlandsche Godsdienstigheid wordt vergeleken vooral met die in Spaansche poëzij, ten voordeele der onze. Bl. 6-12. ‘Een tweede karaktertrek der Nederlanderen, die zich in zijne Letterkunde spiegelt, is huiselijkheid.’ Bl. 13. Hooft, vondel, de decker, smits, van haren, bellamy, nieuwland, van alphen, feith strekken tot voorbeelden. De door Nederlanders zoo duur gekochte vrijheid boeit hen ook aan het Vaderland, dat hun boven de heerlijkste landen het dierbaarste niet slechts, maar het beste is. Hunne vrijheids- en vaderlandsliefde kan zich met die van andere
volken meten. Bl. 13-24. Bedaardheid, kalm onderzoek maakt onze poëzij reëel en praktisch. ‘De wereld der Ideën laten wij aan onze oostelijke naburen over. Uit dit grondverschil kan men vele ongunstige beoordeelingen van Duitsche gewrochten bij ons, die wij natuurlijk