Galerij van menschelijke Lotgevallen. IIIde of laatste Deel. Te Amsterdam, bij H. Frijlink. 1829. In gr. 8vo. 270 Bl. f 2-60.
Kondigden wij de beide eerste deelen dezer verzameling van verhalen met den lof aan, dat de vertaler, wat de waarde betreft der door hem verzamelde stukken, toont eenen goeden smaak te bezitten, even denzelfden lof kunnen wij aan hem bij de aankondiging van dit derde en laatste deel geven. Zelfs is eene aanmerking, die wij vroeger maakten, op dit deel minder toepasselijk, dan op de vorigen. Wij vinden namelijk, buiten de reeds voorlang in onze taal overgebragte Cuenna Vivonne en de Ruiter van meiszner, geene oude bekenden in dit deel. Meesterlijk is de schildering van het karakter en de gruwelen der Westindische zeeroovers van de zeventiende eeuw, in het verhaal De Flibustier, door van de velde. Het verhaal De Buurkinderen behelst de geschiedenis van eene vroeg ontslane en langen tijd door vele tegenspoeden beproefde liefde, welke eindelijk toch bekroond werd. De Pereboom houdt, door het raadselachtige van den inhoud, de nieuwsgierigheid gespannen, en bevredigt dezelve aan het einde door eene verrassende ontknooping. Amalia is eene onderhoudende geschiedenis uit de tijden der Fransche staatsomwenteling, van eene vrouwelijke hand afkomstig, bij