Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 692]
| |
Napoleon aan zijn hof.(Vervolg en slot van bl. 648.)
- De Keizer had uitdrukkingen en begrippen, die hem bijzonder eigen waren. Eens met de Keizerin gesproken hebbende over zekere personen, wier gedrag hem mishaagde, eindigde hij het onderhoud met deze woorden: De kuischheid is voor de vrouwen, wat de dapperheid voor de mannen is; ik veracht den bloodaard en de vrouw zonder schaamte. De volgende Anekdote, voor welker echtheid ik durf instaan, dagteekent vóór napoleon's echtscheiding, en is aan zeer weinige personen bekend: Gedurende zijn laatste verblijf te Milaan, werd napoleon getroffen door de theaterschoonheid der vermaarde grassini, zoo wel als door de verhevene toonen harer bezielde stem, en deed haar rijke geschenken, ten einde haar aan zich te verbinden. Hij gelastte berthier, met haar eene overeenkomst te treffen op glansrijke voorwaarden, en haar naar Parijs te geleiden. Zij deed de reis in het eigen rijtuig van berthier. Rijk begiftigd, (met twintigduizend francs per maand) zag men haar op het tooneel zoo wel, als op concerten in de Tuileriën, waar zij elk betooverde, schitteren. Maar napoleon, alle opspraak willende vermijden, en aan josephine, die zeer jaloersch was, geene achterdocht inboezemen, legde bij de schoone zangeresse niet dan vlugtig en steelswijs bezoeken af. Eene fiere en hartstogtelijke vrouw, echter, gelijk grassini, welke niet alleen in hare stem, maar ook in hare verbeelding iets mannelijks had, kon zich niet vergenoegen met eene min zonder eerbewijs, en gevolgelijk voor haar zonder bekoorlijkheid. Zij nam de toevlugt tot een hulpmiddel, hetwelk haar onvermijdelijk moest doen vallen: zij werd verliefd op den beroemden Violist rode; en deze, door eigenen hartstogt weggesleept, was onbedacht genoeg, om berthier, die al hare stappen deed nagaan, te braveren. Op zekeren dag liet de Keizer fouché, toen Minister der Policie, bij zich komen, en zeide, dat het hem verwonderde, dat hij, met zijne bekende bekwaamheid, niet beter zijne zaken verrigtte, en dat er dingen gebeurden, welke hem onbekend waren. De slimme vogel rook aanstonds lont, en had de stoutheid, | |
[pagina 693]
| |
den Keizer aldus aan te spreken: ‘Ja, Sire! er gebeuren dingen, van welke ik geene kennis neem, maar die mij evenwel bekend zijn. Bij voorbeeld: een man, niet groot van gestalte, gekleed in een' blaauwen overrok, met een' driekanten hoed, verlaat om de twee dagen het kasteel, tusschen 8 en 9 ure des avonds, door de kleine deur van het paveljoen Marsan, boven de keukens, stapt, verzeld van een' enkelen persoon, langer dan hij, maar even zoo gekleedGa naar voetnoot(*), in eene huurkoets, en rijdt regelregt naar de straat Chantereine, No. 28. Die kleine man zijt gij, omtrent wien de grillige zangeres, van tijd tot tijd, ongetrouwheden begaat ter gunste van rode, den Violist, wonende in de straat Mont-Blanc, in het Hôtel de l'Empire.’ - Op deze rede floot napoleon, den Minister zijnen rug toekeerende, en met de handen op den rug op en neder gaande, een Italiaansch airtje, en gaf fouché, die wel wist, hoe ver hij gaan kon, een stilzwijgend afscheid. Een zijner meest vertrouwde Aides-de-campGa naar voetnoot(†) kreeg nu bevel, de ongetrouwe te bewaken, die, hooghartig van aard, zich des weinig bekreunde. Weldra zong zij niet meer op bijzondere concerten, en ontving gevolgelijk geene geschenken; daarna onthield men haar haar traktement, meenende haar door behoefte te dwingen; maar, verzot op rode, bleef zij onbewegelijk, en wees ook nu nog glansrijker aanbiedingen van de hand, welke berthier haar vervolgens deed. Eindelijk ontving zij bevel, Parijs te verlaten. Zij nam met haren minnaar de wijk naar Versailles, van waar zij weldra te zamen hunne fortuin in Rusland gingen beproeven. - Zoo zeer napoleon behagen schiep, om de geheime minnarijen van anderen te verbreiden, zoo omzigtig was hij in het verbergen van de zijne. Er was eene Poolsche Dame, met name valeska, bij welke hij eenen zoon had. Gedurende zijne verbindtenis met josephine werd hij haar dikwijls ontrouw; maar sedert zijnen echt met maria louisa werd die ontrouw zeldzamer. - Napoleon werd boos, wanneer hij iemand romans zag lezen; men verborg ze, wanneer men hem hoorde komen; maar dikwijls verraste hij de lezeressen. Hij had aan zijnen Bibliothecaris, barbier, den last opgedragen, om eene keuze van boeken te doen, en deze aan maria loui- | |
[pagina 694]
| |
za te zenden. De Heer barbier, meer een man van letteren, dan wel een streng Censor, voegde er ook de Hekeldichten van juvenalis bij. De Keizer kwam juist op het oogenblik, dat dezelve ontvangen werden. Dat werk gewaar wordende, knorde hij niet weinig, en zeide, dat dit boek voor jonge vrouwen niet paste. Hij gaf te kennen, dat voortaan elke bezending van boeken door zijn vertrek zoude gaan, en ontbood zijnen Bibliothecaris, die eene duchtige vermaning kreeg. - Hij was zeer onverschillig omtrent het geld en zeer milddadig; wie hem maar vroeg, weigeren kon hij bezwaarlijk. Bij zijn vertrek van Malmaison naar St. Helena, nam hij slechts driehonderd-zestig duizend francs mede; en dit was alles, wat hij bezat. In zijne eerste brieven, aan josephine, zijne eerste vrouw, geschreven, toen hij nog Generaal van het leger in Italië was, spreekt hij van het geringe vermogen, dat zijn vader hem heeft nagelaten, hetwelk 8000 à 10,000 francs beliep. - De Keizer hield veel van kinderen. Zijne jonge pagies beschouwden hem veeleer als een' goeden vader, dan als een' oppermagtigen gebieder. Hij sprak zeer gemeenzaam tot hen, bij voorkeur hen bij hunnen doopnaam noemende; en hij gaf soms boertende eenen bijnaam aan de genen, voor welke hij de meeste genegenheid had. - Op het eiland Elba noodigde hij de kinderen van Mevrouw bertrand bijna alle zondagen, om des middags bij hem te eten; en hij liet deze kleinen zelden gaan, zonder hun eenig geschenk te geven, hetzij van geld, hetzij van lekkernijen, welke hij te dien einde in den zak had gestoken. Ik geloof niet, dat zoodanige gevoelens onbestaanbaar zijn met dat onverschillig uiterlijke, of met al die blijken van onaandoenlijkheid, wanneer de toestand zoodanig was, dat zijne onverschilligheid er niet alleen door geregtvaardigd werd, maar hem ook een air van heldenmoed bijzette. Napoleon was, bij zijn vertrek van Elba, toen hij afscheid van zijne moeder en zuster nam, zoo zeer aangedaan, dat hij tot haar zeide: Ik moet nu vertrekken, of ik zal nooit vertrekken. - Men verhaalt, dat de Keizer, met maria louisa pratende, zich beklaagde over de Keizerin van Oostenrijk en over de Aartshertogen, en dat hij, na zijne gevoeligheid tegen hen te hebben doen blijken, tot haar zeide: Wat uwen vader aangaat, van hem heb ik niets te zeggen; hij is | |
[pagina 695]
| |
een botmuil (ganache). De Keizerin verstond dit woord niet. Zoodra napoleon zich verwijderd had, vroeg zij de daar zijnde Hofdames naar de beteekenis; niet ééne derzelven durfde de waarheid zeggen. Men gaf haar dus te kennen, dat dit woord een deftig man, een man van gewigt aanduidde. De Keizerin, noch de uitdrukking, noch de verklaring vergetende, maakte er, eenigen tijd later, toen zij met het bewind des Franschen Keizerrijks belast was, een koddig gebruik van. Eens, namelijk, als men eene belangrijke vraag in den Raad behandelde, bemerkte zij, dat cambacérès nog niet had gesproken, en, zich tot hem wendende, zeide zij: Ik wilde uwe meening over deze zaak wel eens vernemen, dewijl ik weet, dat gij een ganache zijt. Cambacérès kon op dit compliment niet anders doen, dan haar aankijken met de uiterste verbazing, terwijl hij binnensmonds het woord ganache herhaalde. Ja, zeide zij, een ganache, een bezadigd man, een man van gewigt: beteekent het woord dat niet? Ieder zweeg hierop, en men zette de beraadslagingen voort. - Zoo dikwijls napoleon met zijne stekelige zetten het Huis van Oostenrijk aanrandde, verdedigde maria louisa hetzelve met vuur. Eens, onder anderen, als hij tot haar sprak van plannen, die de Keizer van Oostenrijk had, om zich meester te maken van eenige steden, welke hem vlijden, zeide hij: Gij ziet, dat uw vader een roover is, en zich toeëigent, wat hem niet behoort. - Dat is waar, antwoordde zij; maar gij - gij rooft Koningrijken, en mijn vader neemt slechts eenige landstreken. Napoleon lachte zeer over het antwoord, en vroeg aan de tegenwoordig zijnde personen, of eene vrouw, die eerbied aan haren man verschuldigd is, het regt had, om hem den naam van roover te geven. - Napoleon wilde gaarne, dat zijn Hof schitterend was. Alle bedieningen aan hetzelve werden rijkelijk bezoldigd, en hij vorderde van de hooge ambtenaren, dat zij verteringen maakten. Een middel, om hem te behagen, was, een goed huis en fraai huisraad, prachtige rijtuigen, en wat daartoe verder behoort, te hebben, feesten te geven en veel gezelschap te ontvangen. Van zekere voorname lieden, die gerekend werden wat zuinig te leven, sprekende, zeide hij somwijlen: Het zijn vrekken, die hun geld ophoopen. | |
[pagina 696]
| |
- De kaptafel der vrouwen trok ook de opmerkzaamheid van napoleon. Als hij in de zaal trad, wierp hij een' blik op alle. Dan scheen hij eene monstering te houden. Hij zeide een vleijend woord aan die gene, welke hij naar zijnen fmaak vond; en dikwijls was een scherpe zet het deel van haar, welker opschik hem mishaagde. Hij had een' tegenzin tegen de shawls, en nooit kon men ze in zijne tegenwoordigheid behouden. Die van cachemire, welke hij onwillens duldde en waarvan hij dikwijls sprak, mishaagden hem nog het meest. Om dezelve in onbruik te doen geraken, liet hij er door den Heer ternaux vervaardigen, voor welke isabey de teekeningen maakte. Voor het oog waren ze zeker fraaijer, dan de Oostindische; evenwel had de mode meer invloeds, en men bleef de voorkeur geven aan het uitheemsche. - Diamanten vielen in zijnen smaak. Niets kon in pracht halen bij het gezigt der Tuileriën op eenen galadag. Dan zocht ieder te schitteren en zichzelven als te overtreffen; dit deden zelfs die genen, welke voor gierig te boek stonden. Deze laatsten waren gedurig de voorwerpen der boerterijen en scherpe spotternijen van napoleon. - De Keizer bragt gewoonlijk den avond door in gesprek met een of twee zijner Ministers, die hij in eene kleine zaal bragt, alwaar een biljart voor de Keizerin was. Napoleon speelde er zeer slecht op, zonder eenige oplettendheid, en altijd pratende. Daar toonde hij gewoonlijk zijn misnoegen, en knorde, als hij zich over iets te beklagen had. Zijne stem alleen werd gehoord; men antwoordde hem zelden. Ja, men hoorde behalve hem niemand; al was ook de zaal vol hovelingen, men kon geene andere stem onderscheiden. Evenwel werd er gesproken, maar zeer zacht, en volgens het aangenomen gebruik van het oude Hof. - Toen napoleon naar Elba zou vertrekken, hield hij te Salvagny, de laatste postplaats, vóór men te Lyon komt, stil, om het avondeten te gebruiken. Daarna ging hij alleen op den weg wandelen. Den Pastoor ontmoetende, sprak hij dezen aan, en vroeg hem, of de lieden van zijne gemeente weltevreden met de verandering des bestuurs schenen. Vervolgens, naar den hemel wijzende, die vol sterren was, voegde hij er bij, dat hij eertijds de namen van alle gesternten kende; maar dat hij, die naderhand vergeten hebbende, hem verzocht te zeggen, hoe men er eene noemde, welke | |
[pagina 697]
| |
hij met den vinger aanduidde, en die zich helderder dan de andere vertoonde. De goede Pastoor antwoordde, dat hij er niets van wist, en de onttroonde Keizer groette hem glimlagchend en begaf zich weder in de herberg. |
|