| |
Hocuspocus met den koninklijken walvisch te Ostende.
(Morgenblatt, 1829.)
't Is niet de eerste maal, dat een Walvisch op de Vlaamsche kust gestrand is; maar de Geschiedenis heeft niet éénen aan te wijzen, die met den tegenwoordigen in eenig opzigt zich kan meten; gelijk deze ook de eerste is, die, niet voldaan met het bezoeken der Europesche kust, werkelijk eene reis door het vasteland heeft aangevangen.
In 1178 vereerde het Stadsbestuur van Brugge den Grave philip een zeegedrogt, door een' heftigen storm op de kust van Ostende geworpen, dat 42 voet lang was. De Vlaamsche kronijken vermelden, dat in Nov. 1402, bij eenen orkaan, acht Walvisschen voor dezelfde haven schipbreuk leden, waarvan de langste omtrent 70 voet haalde, en elk ongeveer 24 tonnen traan opleverde. Op den 20 Jan. 1762 vernam men op het strand tusschen Blankenberg en Ostende, een half uur van laatstgenoemde stad, een' Potvisch, die gedurende 5 dagen begaapt, en vervolgens, ten voordeele des Gouvernements, voor f 192-: verkocht werd. Eindelijk verscheen, op den
| |
| |
4 Nov. 1827, tusschen de Engelsche en Belgische kusten, het lijk van eenen Walvisch, welken het, na onderderscheidene pogingen, eindelijk gelukte, door middel van drie zamenverbondene vaartuigen, nabij de haven van Ostende aan wal te slepen. Dat alle Ostenders ijlings toestroomden; dat alle nieuwsbladen de mare verbreidden; dat jong en oud uit de omstreken er op af kwamen, en dat alzoo bij menschengeheugen herbergiers, kooplieden en nieuwsgierigen te Ostende geen grooter geluk beleefd hadden, - dit alles behoeft geen betoog. Naar luid der oude bescheiden, hielden de Walvisschen der vroegere eeuwen slechts van 13 tot 23 meters; terwijl onze eeuw met eenen 31 meters langen visch gezegend werd. Deszelfs vleesch enz. woog 83,000, deszelfs traan 20,000 kilogrammen, en het geheele beest moet 125,000, zoo niet 130,000 kilogrammen gewogen hebben. Een zekere Heer kessels kocht het schepsel voor f 3000-: en was over den koop zoo zeer voldaan, dat, naar de getuigenis van den Heer bernaert, in zijne Notice sur la Baleine, Paris 1829, men hem vruchteloos reeds verscheidene aanbiedingen deed, om denzelven af te staan; ‘sineeken en beloften, niets kon hem bewegen.’ Den bezitter lag natuurlijk bovenal daaraan gelegen, zijnen eigendom eenen naam te doen verkrijgen; en daar de Ostender geleerden het niet durfden wagen den visch te doopen, en zelfs eenige voorbarige tongen het zeewonder tot een' ellendigen Potvisch wilden vernederen, begaf zich de Heer kessels zelf, met twee geleerden, naar Parijs, om den Heer cuvier, het Orakel in dat vak, deswege te raadplegen. Een Orakel was hier des te noodzakelijker, daar de reizigers het beest niet in natura medebragten. Het gevolg
dier reize en raadplegingen, welke den eigenaar eene maand tijds kosteden, was, dat de visch den naam van Baleine Rorqual verkreeg, als zijnen eigenlijken naam; de titel van Koninklijken Walvisch viel hem later ten deel.
Vóór zijne reis had de Heer kessels reeds het skelet zoo goed mogelijk doen reinigen en in deszelfs
| |
| |
geheel bijeengevoegd. Vijf dagen waren tot dien arbeid toereikend geweest, de nachten medegerekend, in welke bestendig, bij toortslicht, 62 man daarmede zich onledig hield. Reeds den 19 Nov. 1827 gaf de eigenaar een groot gastmaal in het onderste kinnebakken des gedrogts; 16 dansers voerden in hetzelve eene quadrille uit, en 114 personen deden hunne toasten aan de kinnebaksbeenderen klinken.
In April 1828 had de Heer kessels een gehoor bij den Koning der Nederlanden. Z.M. gewaardigde zich, de Hem aangebodene Natuurmerkwaardigheid aan te nemen; maar wilde kessels nog eenige jaren het voordeel van dezelve laten behouden. Intusschen verscheen een zaakgelastigde te Ostende, om, in naam des Gouvernements, den Walvisch plegtig in ontvang te nemen. De Heer kessels noodigde, door de nieuwspapieren, alle boog- en scherpschutters des Koningrijks tot de feesten uit, welke hij te dier gelegenheid aanregtte. Op den 19 April kondigden klokkenspel, muzijk, trom en kanon dezelve aan. Op Zondag, 20 April, des morgens ten 7 ure, losten de Boog- en Scherpschutters-genootschappen Sint Sebastiaan en Sint Andreas hun geschut, en gaven daardoor het sein des aanvangs van het inwijdingsfeest. Ten 11 ure begaven zich die Broederschappen op de Paradeplaats, en vereenigden zich aldaar met het Genootschap der Rhetorijkers. De muzlkanten hieven hunne beste stukken aan. De leden der Broederschappen waren op het fraaiste uitgedost en met hunne eereteekens versierd. De Rhetorijkers onderscheidden zich door groepen van kinderen, in kostelijke kleederdragt mythologische personen voorstellende. Een jong meisje te paard, dat de rol der faam vervulde, volgde de standaarddragers, en deelde onder het volk gedrukte berigten uit, waarop men las: ‘Wie heeft uit het onlangs op onze kust gestrande Zeegedrogt het grootste meesterstuk der kunst in de Nederlanden gewrocht? Het was kessels. Gevleugelde faam! dat uw honderdvoudige mond zijnen lof door het gansche we- | |
| |
reldrond verbreide!’ In het middelpunt vertoonden zich neptunus en amphitrite, en vóór hen twee kleine knapen, met het
opschrift: ‘Ons Rijk bezit het grootste Beest.’ Amor en psyche droegen kleine zijden banieren, met de woorden in goud: ‘Rhetorica. Ostende.’ Vóór apollo en minerva droegen knapen een wapenschild, met het devies: ‘Kunst en Wetenschap behooren tot ons gebied.’ Daarop volgden twee flora's, een wapenschild dragende, met het opschrift: ‘Walvischfeest. Eere den Heere kessels!’ Vervolgen wederom vier flora's, met geschrevene complimenten in de hand; drie Mammelukken, enz. Het Belgische schip Flora, feestelijk vlaggende, beantwoordde met zijn geschut de salvo's der Broederschappen. Thans begaven zich 26 muzikanten in het skelet, waarin een orkest geplaatst was, en speelden, bij het verschijnen van den Heer Gouverneur der provincie, een potpourri, hetwelk met het nationaal gezang en luid handgeklap besloten werd. Onder den muil van het dier, waar eene tafel gereed stond, werd nu het Protokol uitgevaardigd, waarbij den Heere kessels nog gedurende zes jaren het behoud van het skelet werd toegekend. Vervolgens ontvingen de oppersten der Genootschappen gedenkpenningen. De meisjes, tot dat der Rhetorijkers behoorende, complimenteerden den Heer Gouverneur, den Burgemeester, enz. De Heer kessels deed 1000 brooden, 1000 liters bier en 500 pond kaas onder de armen ronddeelen, en onthaalde het luisterrijk gezelschap op een glansrijk maal.
Tot den 23sten verdrong, als 't ware, het eene feest het andere; vuurwerken, luchtbollen, bals, waaronder een van 200 personen, met de tegenwoordigheid van den Prins van Saksen-Weimar vereerd. Op den 23sten kregen ook de werklieden van den Walvisch eenen maaltijd, en op den volgenden dag gaf de Heer kessels, in den buik des Wonderdiers, een Concert ten voordeele der armen. Op den 25sten vergunde hij allen des begeerigen, den Walvisch gratis te komen zien. De En- | |
| |
gelschen, de Staf en verdere Officieren van het garnizoen, alsmede de Stad, gaven, op hunne beurt, gastmalen ter eere des Heeren kessels. De Burgemeester overhandigde hem eene gouden doos met speelwerk, met het stadswapen en het opschrift: ‘De Stad Ostende aan den Heer kessels.’ De aanspraak des Burgemeesters werd door hem in dichtmaat beantwoord.
Naar Gent geroepen, verliet hij de muren van Ostende op den 5 Mei, na voor het dier en de feesten meer dan 112,000 franks ten beste te hebben gegeven. Teekenaars, schilders, vergulders, plaatsnijders, werktuigkundigen, timmerlieden, smids, behangers, logementhouders, koetsiers, daglooners - om kort te gaan, alle inwoners van Ostende trokken groote voordeelen van de onderneming des Heeren kessels. Één enkele visch bragt zulk een vertier in de stad Ostende, dat zij mag gezegd worden, van dat tijdstip af, zich over de bij de Buskruidramp van den 19 Sept. 1826 geledene schaden eenigermate te troosten.
De groote Ostender Koninklijke Walvisch bevindt zich thans te Parijs, heeft eene heerlijke woning nabij de Tuileriën en de Kamer der Afgevaardigden, wordt door de aanzienlijkste personen bezocht, wekt van wege zijne ontzettende afmetingen verbazing, maar schijnt den Parijzenaren nietig, in vergelijking met het Budget, hetwelk, in een vlugschrift, als met hem in gesprek wordt voorgesteld. |
|