nam, om zich van de waarheid der zaak te overtuigen. Aan den Ichneumon, welke daartoe moest dienen, toonde men eerst eene slang in eene beslotene ruimte. Toen hij op den grond werd gezet, liet hij niet den minsten lust blijken, om zijne vijandin aan te vallen, maar liep in het vertrek rond, om te ontdekken, of er niet eenig gat of opening ware, waardoor hij zou kunnen ontsnappen. Toen hij er geen vond, keerde hij schielijk tot zijnen meester terug, en plaatste zich aan diens boezem. Door geenerlei middel kon men hem bewegen, om van daar te gaan en der slange het hoofd te bieden. Doch zoodra hij buiten het huis gebragt en nabij de tegenpartij in eene opene plaats nedergezet was, viel hij terstond de slang aan en vernielde die. Intusschen verdween hij plotseling voor eenige oogenblikken, en keerde daarop weder, nadat hij van zekere plant had gegeten. Deze heilzame natuurdrift spoort het dier aan, om tot die plant toevlugt te nemen, zoo dikwijls hij met eene slang in strijd geraakt, hetzij dezelve vergiftig is, of niet. Die, waarmede men de proef nam, was van eene onschadelijke soort.