Iets, over de vrije opheffing in de lucht, bij kleine, draadtrekkende spinnen.
Het schijnt zeer bezwaarlijk, de spanning der draden of webben der genoemde spinnen van den oever eener beek naar den overkant, of tusschen vrij ver vaneenstaande boomen, te verklaren. Men heeft ondersteld, dat de spinnen hare kleverige draden daarheen wierpen, opdat dezelve aan een bepaald punt zich zouden vasthechten; maar zulk eene onderstelling schijnt weinig aannemelijk, bovenal wanneer de afstand eenigzins aanmerkelijk is. Dr. virey heeft jonge spinnen van verschillende soort gezien, die, in een gesloten vertrek, en zonder behulp van den wind, zich naar welgevallen konden verheffen, zelfs van op de hand. Zij stegen naar boven, zonder ondersteuning, naar eenige plaats, een' draad achterlatende, gehecht aan het punt, van waar zij opstegen. Hij verklaart de opklimmende beweging dezer kleine luchtreizigers door de beweging van hun viertal paar pootjes, gezamenlijk werkende als roeiriemen of kleine vleugels; zoodat het een zwemmen in de lucht, of eene soort van vliegen, zoude zijn. Naar het meest aangenomen gevoelen, echter, maken de spinnen, ten einde zich in de lucht op te houden, gebruik van den stroom, die zich in de vrije lucht vormt. Welligt, daar het beestje, waarop de Heer virey zijne waarneming grondde, zeer klein was, bestond er in de lucht van het vertrek eeni-