De loodsvisch.
Men verhaalt, dat de haai zekeren kleinen visch, van het geslacht der Gadus, aan zich onderworpen heeft; dat deze zijnen meester op deszelfs togten vooruitzwemt, de vischrijkste plaatsen der zee opzoekt, en juist die prooi opspoort, waarnaar hij het begeerigste is - en dat de haai, niettegenstaande zijne vraatzucht, uit dankbaarheid voor zoo groote diensten, in goede verstandhouding leeft met eenen makker, die hem zoo nuttig is. Natuurkundigen, behoedzaam in het aannemen der weleens overdrevene berigten van reizigers, en de oorzaak van zoodanige vergezelling niet kunnende begrijpen, hebben de waarheid der zaak zelve in twijfel getrokken. Het blijkt echter, dat zij ongelijk hebben. De waarnemingen, die ik gelegenheid heb gehad te doen, gaan gepaard met omstandigheden, welke misschien door niemand vóór mij zijn opgemerkt.
In Mei des jaars 1798 bevond ik mij aan boord van het fregat de Alceste, tusschen kaap Bon en het eiland Maltha. De zee was effen, en de schepelingen verveelden zich wegens de langdurige stilte. Een haai, dien zij het schip zagen naderen, trok nu hunne opmerkzaamheid. Voor hem uit zwommen zijne geleiders, die zich op een' vrij regelmatigen afstand van elkander en van hem hielden. De twee loodsen kwamen nabij den achtersteven, bezigtigden, als 't ware, het vaartuig van het eene einde tot het andere, en vervolgden, na zich overtuigd te hebben, dat er niets was, waarvan zij gebruik konden maken, weder hunnen weg in de vorige rigting. Gedurende de verschillende bewegingen, welke zij maakten, verloor de haai hen niet uit het gezigt, of liever, hij volgde hen zoo naauwkeurig, alsof hij door hen wierd voortgesleept.
Zoodra hij ontdekt was, nam een der matrozen een' grooten haak, waaraan hij een stuk spek, tot aas, vastmaak-