mesje, en gaf denzelven terug, zeggende: ‘Binnen
vierentwintig uren zult gij van dien louis d'or beroofd zijn; wees op uwe hoede!’ De Hertog sprak: ‘Zeer wel; ik wed, zoo hoog gij maar wilt, mits er geen geweld gebruikt worde.’
Het eerste, dat de Hertog, na afscheid van den Luitenant-generaal der Policie genomen te hebben, deed, was, dat hij het stuk goudgeld afveegde en in zijnen mond stak. Dit kwam terstond ter kennis van de sartine. De Hertog van grafton ging den Vesper in Saint Roch bijwonen, welke toen de mode-kerk was. Hij nam plaats in eene der banken, die afzonderlijk voor lieden van rang bestemd zijn. Niet lang was hij in de kerk geweest, of een Heer, in dezelfde bank gezeten, haalde zijn' zakdoek uit, en liet zijn goudbeursje vallen, terwijl er tevens eenige louis d'or op den grond gestrooid werden. De eigenaar van de beurs nam er elf op, en scheen nog meer te zoeken. ‘Ik weet wèl,’ zeide hij tot de personen, die het naast bij hem waren, ‘dat ik twaalf louis d'or in mijne beurs had. Mijn knecht deed ze er in, zoo als ik mijn huis zoude uitgaan, en door eene zonderlinge gril heeft hij ze allen met een pennemes geteekend.’ Toen toonde hij het merk der genen, die hij had opgenomen. Al zoekende, kwam hij bij den Hertog, die op eenigen afstand van de plaats zat, waar hij zijne beurs had laten vallen, en vroeg dezen: ‘Hebt. gij, Mijnheer! ook bij geval een louis d'or opgenomen?’ Die onbescheidene vraag maakte des Hertogs verontwaardiging gaande; deze vergat, dat hij zijn' eigen louis d'or in den mond had, en stamerde haastig eenig antwoord uit. ‘Ik durf wel wedden,’ zeide daarop de ander, ‘dat op dit oogenblik mijn louis d'or in uwen mond is.’ De Hertog werd ten uiterste gramstorig over deze verregaande onbeschoftheid; maar; hoe driftiger hij zich poogde te verontschuldigen, des te duidelijker scheen aan alle de omstanders te blijken, dat het waar was, wat men hem zoo stout te last legde. Eindelijk, om zich uit de verlegenheid
te redden, besloot de Hertog, den louis d'or in zijne hand te nemen, en zeide toen: ‘Welnu, ik beken, dat ik een' louis d'or in den mond had; maar het was mijn eigen, en ik had dien daar verborgen om eene weddenschap. Zijn de gestrooide louis d'or allen gemerkt, zoo overtuige zich elk, dat de mijne niet tot derzelver getal behoort.’ En zie! men bevond, dat de louis d'or eveneens gemerkt was als die, welke uit de beurs gevallen waren - dezelve werd dus aan dien Heer gegeven. De Hertog verliet nu woedend de kerk, alwaar gelukkig niemand hem kende. Des avonds, op eene partij, door den Hertog van orleans in het Palais Royal gegeven, stelde de sartine den louis d'or weder aan den Hertog van grafton ter hand, en verhaalde, ter regtvaardiging van den aanzienlijken gast, de ware toedragt der opspraak wekkende zaak aan het geheele gezelschap. - Destijds beroemde zich de Fransche Policie, alles te weten, en de rijken tegen de armen te beschermen.