| |
De ontkoming van Washington.
(Een treffend Voorval uit 's mans krijgskundige loopbaan; naar het Handschrift.)
Washington 's a watch-word, such as ne'er
Shall sink, where there 's an echo left to air.
De naam van washington is elken Amerikaan dierbaar. Niet alleen door dapperheid en kunde, maar ook door de edelste deugden, die het menschelijk hart eere aandoen, zich onderscheidende, verwierf hij algemeene achting bij andere volken, en erlangde een' onsterfelijken naam door de zegeningen, die hij over Amerika verspreid heeft. Hij gelijkt de zon, die nog lange na haren ondergang schijnsel geeft, licht en warmte over de wereld verspreidende. Voorzigtig en schrander zijnde, werd hij niet ligt in de engte gebragt door ontmoedigende misslagen, noch verontrust door dreigende gevaren. Zijn scherpe blik doorgrondde de geheimste bedoelingen, en zijne vindingrijkheid stelde hem in staat, om de sluwste listen te ontkomen. De middelen, door den vijand gebezigd, om hem te benadeelen, werden door zijne hand dikwerf tot hun eigen verderf gekeerd. Een blijk zijner kloeke voorzigtigheid en welberadenheid heeft men in het volgend verhaal, dat mij werd medegedeeld door een achtbaar man, die vóór eenige jaren is gestorven.
Toen het Amerikaansche leger, ten tijde van den bevrijdingsoorlog, te West-Point stond, was het Britsche hoofdkwartier niet verre van daar, aan de Hudson;
| |
| |
en, even als met de stukken op het schaakbord, wachtte men wederzijds op een gunstig oogenblik, om elkander in verwarring te brengen en afbreuk te doen. Op kondschap uitgaande afdeelingen waren oorzaak, dat er gedurig schermutselingen tusschen de strijdende partijen plaats hadden; en wagens met levensmiddelen, krijgsbehoeften en kleedingstukken vielen dan gewoonlijk in handen der genen, die in aantal en behendigheid de anderen overtroffen. Bij eene dier gelegenheden was een aantal Engelsche uniformen door eene afdeeling der Amerikanen bemagtigd; en de belangrijke voordeelen, door laatstgenoemden behaald, boezemden den vijand een sterk verlangen in, om dit betaald te zetten. Omtrent dien tijd, gedurende het verblijf te West-Point, had Generaal washington een gemeenzaam vriend niet ver van het leger wonen. In deszelfs gezin genoot hij alle gastvrijheid, en vond er meermalen eene welkome ontspanning, in de moeijelijke omstandigheden, welke zijne ziel bezig hielden en niet zelden bezwaarden. Daar alles door verspieders werd overgebragt, kon een bezoek, als dit, niet vele mijlen van het leger der Engelschen, hun niet lang onbekend blijven; en, konden zij washington in hunne magt krijgen, dit zou, naar hunne meening, de krijgskans beslissen. Maar de onderneming was moeijelijk. De Amerikaansche bevelhebber werd altijd gedekt door eene wacht. Men kon zijne bezoeken niet weten, dan door iemand van het huisgezin om te koopen of over te halen. De vriend, welken de Generaal bezocht, werd eens verdacht, dat hij zich de belangen der Engelschen aantrok; maar hij had toen zich stellig ten voordeele van Amerika verklaard, en, alhoewel hij een stoutmoedig man was, nam hij de volkomenste onzijdigheid in acht, waarvoor hij als redenen bijbragt zijne jaren en den toestand van zijn huisgezin.
Gedurende dien gemeenzamen omgang des Generaals, verspreidde zich in het Amerikaansche leger een gerucht, dat men zijnen vriend meermalen uit de Britsche legerplaats had zien terugkeeren. Washington scheen op
| |
| |
het berigt geen acht te slaan; want hij hield niet op, die lieden te bezoeken, en ging zoo vertrouwelijk met zijnen gastvriend om, alsof geenerlei vermoeden bij hem ware opgekomen. Eindelijk, als op zekeren dag de Generaal afscheid nam, verzocht die man hem dringend, om den volgenden middag bij hem te eten. Met zekeren onwillekeurigen nadrukk noemde hij het uur van twee, waarop hij hem verwachtte. Hij sprak van het ongemeen genoegen, dat zijn gemeenzame omgang aanbragt; verzocht hem, alle pligtplegingen daar te laten en dit huis als het zijne aan te merken, en gaf voorts zijne vrees te kennen, dat de Generaal het niet in dit licht beschouwde, daar de wacht, die hem steeds verzelde, toch niet scheen aan te duiden, dat hij het huis van eenen vriend bezocht. ‘In geenen deele, mijn waarde Heer!’ antwoordde washington; ‘daar is niemand, dien ik meer acht, dan u: en om een bewijs te geven van het vertrouwen, dat ik in u stel, wil ik u morgen alleen bezoeken. Ik geef u mijn woord van eer, dat geen krijgsman mij zal verzellen.’ - ‘Ik bid u, Generaal!’ zeide de gastheer, ‘waarom zoo ernstig bij eene zoo onbeduidende zaak? Ik schertste slechts.’ - ‘Wie twijfelt daaraan?’ antwoordde de Held glimlagchende: ‘Maar, inderdaad, ik heb reeds lang het plaatsen van dien buitenpost als onnoodig beschouwd; te meer nog, daar dezelve argwaan bij den vijand zou kunnen verwekken. En, hoewel het eene onbeduidende zaak is, wil ik uwer vriendschap daarmede geenen aanstoot geven.’ - ‘Maar nu, het uur, Generaal?’ - ‘Dat is ook waar; met de klok van twee, zeidet gij?’ - ‘Juist zoo,’ hernam de ander.
Den volgenden dag, toen de klok één sloeg, besteeg de Generaal zijn beste paard, en reed, onverzeld, langs eenen bijweg, naar de gastvrije woning. Het was nu omtrent half twee, en de verpligtende gastheer ontving hem met opene armen, terwijl het verheugde gezin hem op het minzaamst begroette. ‘Hoe naauwlettend op den tijd!’ riep de vriend, op den toon der hartelijke genegenheid,
| |
| |
uit. - ‘Naauwlettendheid,’ hernam washington, ‘is eene kostelijke zaak, zoo wel in de geringste als in de belangrijkste zaken. Hij, die eenen vriend niet naauwkeurig woord houdt, twijfelt misschien aan deszelfs opregtheid.’ De gastheer werd onthutst; maar, zich herstellende, zeide hij: ‘Uwe oplettendheid is dus een bewijs, dat wij uw vertrouwen ten volle genieten.’ Washington sloeg hem eene wandeling op de opene plaats bij het huis voor, eer zij aan tafel gingen. Van daar had men het uitzigt over eene oneffene landstreek, eenige mijlen in het rond, - over korenvelden, hier en daar golvende aan den voet van dorre heuvels, welke niets dan rots en een weinig gras vertoonden, - plassen en beken, langs de lagere plaatsen van den oneffenen bodem vloeijende, en soms ook verborgen in boschachtige streken, die het vrije uitzigt over het landschap belemmerden, - nu en dan afgewisseld door den zilverglans van de Hudson, zich langs den hellenden grond heenslingerende, en aan beide zijden afstekende bij de donkere, purperkleurige bergen, nu eens afgebroken door grijze spitsen, dan weder zacht overgaande in lagchende dalen, sterk door de zon verlicht. ‘Welk een fraai, welk een prachtig landschap!’ riep de Generaal uit, die geheel van verrukking opgetogen scheen te zijn wegens de schoonheid van het uitzigt. ‘Ja, Mijnheer!’ antwoordde zijn vriend, die starend rondzag, alsof hij iemands aankomst verwachtte; maar, den doordringenden blik van washington ontmoetende, sloeg hij in verwarring zijne oogen op den grond. ‘Ik moet ook eens met u schertsen, mijn vriend!’ zeide de Generaal, hem scherp aanziende: ‘Ziet gij daar die stip, welke zich boven het water verheft, en dan weder zich verliest achter den heuvel, die het gezigt belemmert?’ - ‘Ja!’ antwoordde de vriend verstrooid, terwijl zijne
gedachten blijkbaar met geheel iets anders zich bezig hielden - ‘Daar,’ dus ging de Held voort, ‘zijn mijne vijanden gelegerd; en, ware er geen dunne nevel tusschenbeiden, zoo zoude ik mij verbeelden, dat ik zijn paar- | |
| |
denvolk in beweging zie. Maar, luister, het kanon! Dunkt u niet, dat dit uit het hoofdkwartier des vijands komt?’
Terwijl de beide vrienden over het veld uitzagen, was het gelaat des eenen dikwerf gekeerd naar de tegenovergestelde zijde, alwaar hij met eenig ander voorwerp, zoo het scheen, onmiddellijk achter het huis, zich bezig hield. Hij bedroog zich niet. Naar het zich liet aanzien, was het een troep Engelsche ruiterij, die op eenen afstand eenen heuvel afkwam, en, met onderscheidene wendingen, tusschen de verschillende plantsoenen zich voorwaarts spoedde, tot dat men dezelve beneden door de vallei zag rennen, en dan weder verdwijnen achter geboomte, dat zich hier en daar in het veld verhief. ‘Zoude het niet ongelukkig zijn,’ merkte de Generaal aan, die van de beweging achter zich niets scheen te weten, dat Amerika, in weerwil van alle mijne pogingen, de vrijheid door eigene schuld verloor?’ - ‘De Hemel verhoede het!’ sprak zijn vriend, die minder terughoudend werd, en vuriger in het gevoelen van den anderen begon te deelen. - ‘Maar,’ hernam washington, ‘ik heb gehoord van verraad, midden in ons eigen leger; en gij weet buiten twijfel, dat het mogelijk is, zelfs in het huis van eenen vriend verraden te worden.’ - ‘Heer!’ vroeg de ander, verward, en niet in staat, den vorschenden blik van zijnen medgezel te verduren, ‘hoe kan het mogelijk zijn, dat iemand zoo stoute misdaad zou durven wagen?’ - ‘Ik wilde alleen zeggen,’ antwoordde de Generaal, ‘dat verraad de snoodste aller misdaden is; want, even als judas, zou de verrader zijnen Heer voor geld verkoopen.’ - ‘Dat is wel zoo, mijn waarde Heer!’ hernam de onthutste verrader, terwijl eene bende Engelsche ruiters den heuvel omreed en in vollen ren op de gastvrije woning afkwam. - ‘Is het nog geen twee ure?’ vroeg washington: ‘Ik heb heden namiddag iets te doen in
het leger; het spijt mij, dat hierom mijn bezoek korter zal moeten zijn, dan ik had voorgenomen.’ - ‘Het is er nog een kwartier voor,’ zeide de vriend, die omtrent zijn horlogie
| |
| |
in twijfel scheen te zijn, van wege de aankomst der ruiterij: ‘Maar, God beware ons! wat paardenvolk is dit, dat zoo snel het huis nadert?’ - ‘O!’ hernam washington op een' onverschilligen toon, ‘misschien is het een troep ligte ruiterij, die niets kwaads in den zin hebben; en, zoo ik mij niet bedriege, zijn ze gezonden te mijner bedekking.’ Terwijl hij dit zeide, zag men den aanvoerder der bende van het paard stijgen, en zijn voorbeeld werd gevolgd door zijne manschap. - ‘Generaal!’ sprak nu de verrader, die zich intusschen hersteld had, zeer gemeenzaam naar hem toe tredende en hem op den schouder kloppende, ‘gij zijt mijn krijgsgevangene.’ - ‘Dat geloof ik niet,’ sprak washington, met bedaardheid naar de mannen ziende, die hem naderden; ‘want, vriend!’ dus vervolgde hij, hem op zijne beurt op den schouder tikkende, ‘ik weet, dat gij de mijne zijt. Hier, Kapitein! breng dezen verraderlijken huichelaar naar het leger. Ik wil hem tot een voorbeeld voor de vijanden van Amerika stellen.’
De Engelsche Generaal had dezen man heimelijk eene zeer groote som aangeboden, om eene afspraak tegen twee ure met den Held te maken, op welken tijd hij ruiterij wilde zenden, om zich van zijn' persoon te verzekeren. Maar washington, zoodanige list vermoedende, had eenen troep der zijnen bevel gegeven, om, in het uniform van Engelsch paardenvolk, een half uur vroeger te komen, dan dezelve verwacht werd.
Zij vervolgden hunnen weg naar het leger, juichende over de scherpzinnigheid van hunnen bevelhebber, die de kunstenarijen van den Britschen Generaal op eene zoo fijne wijze had verijdeld. Maar de menschlievendheid van washington werkte sterker, dan zijn gevoel van regtvaardigheid. Bewogen door de tranen en beden der nabestaanden, schonk hij den verraderlijken vriend vergiffenis, op voorwaarde, dat hij het land voor altijd zou verlaten. Deze deed alzoo, en zijn naam kwam in vergetelheid. |
|