Eenige zinsneden uit eenen brief van Gent.
(La Sentinelle du Royaume des Pays-Bas.)
- De Koning heeft ons verlaten: bemind en betreurd is hij vertrokken. Leven de volksfeesten, waar geene Policie de hand in heeft! Nooit had de stad een vrolijker en levendiger voorkomen: daarin was niets gekunstelds. Eene nuttige les werd door Z.M. gegeven aan den Inspecteur der Accijsen, die tot Hem zeide: ‘Gij weet, Sire! dat de koophandel zich niet dan langzaam verplaatst.’ - ‘Wat meent gij daarmede?’ hernam de Koning met drift: ‘Ik wil niet, dat de koophandel zich verplaatse. Ik schep geenerlei behagen, om een mijner kinderen te kleeden ten koste van het andere.’ In den schouwburg, opmerkende dat Hij zich een weinig verveelde, kwam men Hem vragen, of Hij ook verkoos, dat het tweede bedrijf der Vestale werd overgeslagen. ‘En het Publiek dan, dat betaalt?’ antwoordde de Koning: ‘Wat het biljet belooft, moet men het geven.’ En Hij bleef tot aan het einde, de vervelende vertooning uithardende met eene volstandigheid, der oude nassaus waardig! Goed, geheel van nature; minzaam, zonder te groote gemeenzaamheid; zijne gesprekken kruidende met vrolijkheid, gulhartigheid en geestigheid, heeft Hij aller harten gewonnen, zonder daartoe eenige poging te doen, en zelfs de harten der petitie-teekenaars! - De Koning heeft Gent vóór eenige jaren gezien; thans herkende Hij noch de stad, noch hare inwoners. De stad was kwijnende, doodsch en zonder leven; de inwoners, op eene treurige toekomst starende, zagen Hem met stilzwijgen voorbijgaan: hunne stugge houding te dien tijde moet den Koning overtuigd hebben van de opregtheid hunner tegenwoordige toejuichingen.