naauwlettend onderzocht, trof het hem, dat de oppervlakte aan dat deel van den zuigvisch (Echineis remora) gelijkvormig was, waarmede dat dier zich aan den haai of aan den bodem der schepen vasthecht. Hetzelve onderzoekende, vond hij de oppervlakte vooraan den kop, waarmede de zuigvisch zich vasthecht, van ovale gedaante, en, in evenredigheid van de grootte des diers, van vrij grooten omvang. Zij heeft een' breeden, bewegelijken rand, die zich vast aan de oppervlakte, waarmede hij in aanraking komt, sluiten kan; en het is blijkbaar, dat, wanneer de buitenrand zulk eene gesteldheid erlangt, en de kraakbeenige bekleedsels zich opheffen, de tusschenruimten even zoo vele luchtledige ruimten worden, terwijl de getande randen dier kraakbeenige deelen zich aan eenig voorwerp genoegzaam vasthechten en in dien toestand blijven kunnen, daar de drukking des hen omgevenden waters eene grootere werkzaamheid der spieren onnoodig maakt. Hieruit volgt, dat de verklaring van het aanhangen der zuigvisschen in de luchtledige ruimten, die door middel eener bewerktuiging, welke eene vrijwillige spierbeweging zich ten nutte maakt, worden veroorzaakt, alsmede in de drukking des omringenden waters, te zoeken is. - Hetzelfde nu vindt plaats bij onze hagedis; met dit onderscheid alleen, dat, daar in het eene geval het aanhangen onder het water plaats grijpen en langer voortduren moet, de door de natuur daartoe gebezigde middelen eenvoudiger, - in het andere, daarentegen, waar die zelfde inrigting in de lucht moet werken, waar de zwaartekracht haar grootere zwarigheden tegenstelt, waar de werkzaamheid van zeer korten duur zijn, en terstond weder vernieuwd moet worden, eene fijnere zamenstelling der deelen, eene evenredig grootere diepte der holligheden en eene meer zamengestelde vorming der spieren noodzakelijk is. Aldus de wet hebbende nagespoord, volgens welke een dier, zoo groot als deze hagedis, in staat is, zich, bij
voortgaande beweging, tegen de wet der zwaartekracht vast te houden, meent hij tevens daarin de verklaring gevonden te hebben, hoe de vliegen en andere insekten zich zoo gemakkelijk, onder nog veel ongunstiger omstandigheden, kunnen vasthouden; terwijl hij verder opmerkt, dat men zich daarvan nader kan overtuigen, wanneer men de beweging der pooten van een, op de binnenzijde eener glazen klok zich bevindend, insekt door een sterk vergrootend mikroskoop waarneemt. Men ziet alsdan, hoe het beestje den eenen zuiger na den anderen van de oppervlakte