De Fransche policie.
Eene Policie, welke zich verwijdert van hare eenvoudige instelling ter rustbewaring en bescherming, is inderdaad eene verschrikkelijke en monsterachtige zaak. Die, onder het bestuur van franchet en dalavau, was nog wel de ergste van alle. Zij was die van de biddende partij. Jezuiten bovenal, niet tevreden met hun inkomen, hechtten zich aan eenige magtige personen, in de hoedanigheid van niet bezoldigde spions, in het vertrouwen, dat er een tijd zou komen, waarin zij hun eerloos bedrijf niet slechts eershalve, maar als een middel, om fortuin te maken, konden uitoefenen. Die tijd verscheen met de vorming van het jongste Ministerie. De ultra-Monarchale en bovenal Jezuitsche Policie vestigde zich onder delavau, en hare hoofdplaats was Montrouge. Het paleis van den Directeur kon zijn eigen zwart kabinet niet ontberen. Het schijnt, dat het geheime bureau, door het bestuur van het postwezen belast met het openen van brieven, aan de bedoelingen van het Gouvernement niet toereikend voldeed, daar hetzelve goedvond, zulks aan de Prefectuur der Policie op te dragen. Aan den Heer foudras, toen Inspecteur-generaal, is men de schepping en volmaking dezer instelling der duisternis verschuldigd. Groote geldsommen te zijner beschikking hebbende, viel het hem gemakke lijk, bij het meerendeel der vreemde gezantschappen, bijzondere personen om te koopen, die hem de briefwisseling der Ambassadeurs met hunne Hoven overleverden. Men deed, met de grootste naauwkeurigheid, eene menigte nagemaakte zegels vervaardigen van de onderschepte pakketten. Door middel van een strijkijzer wist men de sporen van het openen derzelven uit te wisschen. Zekere lenoir, (een naam, zijn bedrijf waardig!) inzonderheid te werk gesteld tot het openen en weêr digtmaken der brieven, vond het geheim uit van
eene metaalmenging, welke, na den afdruk van het