Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 204]
| |
Nog een voorbeeld van verregaande dweeperij in Noord-Amerika.In het Mengelwerk der Letteroeff. No. XVI. des vorigen jaars werd een berigt van de treurige verbijstering der Methodisten onder de Negers medegedeeld. Het volgende, ten deele uit den Columbus (een Amerikaansch tijdschrift) ontleend, is mede eene, misschien niet onbelangrijke, bijdrage tot de Kerkelijke Geschiedenis der Negentiende Eeuw. In den Staat Kentucky, voornamelijk in het landschap Woodfort, wordt de dweeperij tot een verbazend uiterste gedreven. Aldaar heeft zich zekere aanhang van Puriteinen gevormd, welke in den nieuwjaarsnacht van 1828 onder den blooten hemel eene vergadering hield, waarin zeventien personen, als hoogverlicht, ingewijd, en over de honderd voor opgewekte en bijzondere openbaring waardige zielen verklaard werden. | |
[pagina t.o. 204]
| |
Verklaring der Plaat.
Fig. 1. stelt het brilvormig werktuig voor in deszelfs geheel, voorzien met de schuifjes, waarin de middelpuntige openingen en waaijerswijze gevouwene lederen zijstukken. De bladen, ter vasthouding om het hoofd bestemd, zijn in elkander geschoven afgebeeld. Fig. 2. Het brilvormig werktuig van deszelfs zijstukken ontdaan en van voren te zien. a. Het voor het linkeroog bestemde gedeelte, waarin: b. Eene langwerpige opening, welker zijden door de groeven, voor het schuifje bestemd, beperkt worden. c. Het voor het regteroog dienende gedeelte, waarin: d. Het beweegbaar schuifje met eene middelpuntige opening. e.e. De einden, waarin de scharnierswijze bladen gevoegd worden, ter vasthouding om het hoofd bestemd. f.f. De geslotene openingen, om te verhinderen, dat het licht niet van den binnenkant in de oogen kan doordringen. Fig. 3. Een der voormelde bladen in elkander geschoven. Fig. 4. Het schuifje. Fig. 5. Het schuifje in deszelfs groeven geplaatst. | |
[pagina 205]
| |
Reeds in de laatste jaren der vorige eeuw vertoonden zich aldaar sporen van eene zonderlinge verstandsverbijstering, welker uitwerkselen bijna alle geloof te boven gaan. De lieden, tot dien aanhang behoorende, vergaderen, in talrijke hoopen, op den berg Pisgah, op den Great-Crossings en aan andere oorden, die weleer, ten tijde der Indianen, wegens spookgeschiedenissen berucht waren. Daar gedroegen zij zich dan als krankzinnigen. Dikwijls zag men er wel achthonderd dier razenden bij elkander verzameld; terwijl er van tien- tot twaalfduizend aanschouwers waren, onder welke ook honderden van tijd tot tijd met zonderlinge bewegingen nederstorteden. Deze Puriteinen, namelijk, meenen God te dienen, wanneer zij, de een na den ander, zich schreeuwende, met trekkingen en schuddingen des ligchaams, op den grond werpen, waar dan mannen en vrouwen, jongelingen en meisjes in wilde verwarring onder elkander omrollen, en door bijten, krabben enz. hunne verbrijzeling van geest aanduiden. Men noemt dit den rollenden dienst (rolling exercise). De een rukt dan den anderen neder, en men rolt zich over den grond, als een kogel. Geraakt iemand bij dit wentelen in het diepe slijk, zoo veel te beter. Hoe meer hij zich bemorst vindt, des te meer houdt hij zich geregtvaardigd. Deze rollende dienst, namelijk, moet eene verootmoediging voor God zijn. - Nadat die zinneloozen alzoo verscheidene uren, onder een erbarmelijk geschreeuw, zich heen en weder gerold hebben, beginnen zij eene soort van St. Vitus-dans. Zij pogen deze verfoeijelijke gewoonte te verontschuldigen, of wel te verdedigen, met zich te beroepen op het voorbeeld van david, die immers voor de Arke des Verbonds gedanst heeft! Nog zonderlinger moet eene soort van verrukking zijn, welke deze menschen the jerks, of de beproeving, noemen. Dezelve bestaat in eene onbeschrijfelijke beweging, of liever in eene akelige vertrekking, van alle spieren en deelen des ligchaams. De beschrijving, welke de Columbus daarvan geeft, is inderdaad verschrikkelijk. De vrouwelijke Jerkers vooral moeten een wild en vreesselijk aan- | |
[pagina 206]
| |
zien hebben. Overigens wordt in genoemd tijdschrift de meening geopperd, dat deze jerking waarschijnlijk eene soort van delirium tremens (bevende krankzinnigheid) zij, welke het eerst onder en gedurende zoodanige oefeningen van dweepzuchtige Puriteinen ontstond. Dit intusschen is opmerkelijk, dat meermalen personen, welke dit onzinnig doen afkeurden, en heengingen om het gade te slaan en te bestrijden, onwillekeurig zelve door den jerks aangegrepen werden. De ondervinding heeft geleerd, dat, hoe meer het ligchaam door dronkenschap en uitspattingen verzwakt is, des te ligter zoodanige kramptrekkingen plaats vinden. Met deze zinneloosheid moet, volgens gemeld berigt, in de zamenkomsten dier Puriteinen nog een ander bedrijf van zonderlinge dweeperij verbonden zijn. Men bootst namelijk, uit ootmoed voor God, de honden na, gromt en blaft als deze, laat de tanden zien, loopt op handen en voeten rond, enz.Ga naar voetnoot(*) en, hetgeen opmerkelijk is, niet alleen de onkundige menigte, maar ook lieden van opvoeding en aanzien spelen deze hondenrollen mede. Voorts blijkt uit sidons' berigten over de Vereenigde Staten van Noord-Amerika (te Leeuwarden, 1828, vertaald uitgegeven), dat zoodanige uitzinnigheden niet alleen in Kentucky, maar ook in het veel meer beschaafde Pensylvanië gedreven worden. De Methodisten houden zoogenaamde Camp-Meetings, of vergaderingen in de opene lucht, alwaar dan dikwerf eenige duizenden menschen zamenkomen, zich hutten van boomtakken enz. bouwen, en, terwijl zij naar hunne onstuimige redenaars hooren, aan de zonderlingste buitensporigheden zich overgeven. Zij zuchten, huilen, slaan op de borst, trekken zich de haren uit, en maken zoo lang misbaar, tot dat zij als dood nedervallen. De Heer sidons woonde eene zooge- | |
[pagina 207]
| |
naamde godsdienstoefening van dien aard bij, welke tegen den avond begon en tot half elf des nachts duurde, bestaande uit ongeveer vierduizend van wijd en zijd verzamelde menschen. Van die vergaderingen sprekende, maakt hij deze aanmerking: ‘Die weet, dat deze lieden bijna enkel uit den geringen stand, zonder opvoeding en beschaving, bestaan, en meerendeels jonge lieden van beide geslachten zijn, welke op deze gelegenheid met ongeduldig verlangen wachten en van heinde en ver zamenkomen, zal zich niet verwonderen, wanneer hij, als daadzaak, hoort verhalen, dat niet minder dan tachtig onechte kinderen, in den omtrek van 20 Engelsche mijlen, hunne geboorte aan de drie nachten, welke deze vergadering duurde, te danken hebben.’ En dat moet Godsdienst heeten! Hoe kan dweeperij den mensch, als 't ware, verbeestelijken! |
|