nen, die door alle waarnemingen van reizigers en landhuishoudkundigen genoegzaam bewezen is, dat namelijk in Protestantsche gewesten het land veel beter bebouwd wordt, dan in Roomschkatholijke Staten; vergelijk Ierland met Engeland, Holland met den Kerkelijken Staat.
Zoo men, als opmerker, de omstreken van Amsterdam bezoekt, ziet men overal, waar men zich wendt, inwoners dier stad, welke met hengelen zich vermaken; stille, vreedzame bezigheid, die zoo veel overeenkomst heeft met het karakter dezer lieden. Ja, zonder twijfel moet Holland den eersten hengelaar aanschouwd hebben!
Welligt vindt men nergens anders, dan te Amsterdam, eene geheele gracht ingenomen door doodkistenmakers. Hunne geopende werkplaatsen stellen aan de voorbijgangers doodkisten in soorten ten toon, die eene treurige aandoening veroorzaken en de ziel in eene sombere stemming brengen; en, welk eene zonderlinge tegenstelling, die deze herinneringen des doods nog treffender maakt! juist in de nabijheid van den Franschen schouwburg worden deze akelige voorwerpen uitgestald: zelfs het vermaak najagende, wordt men genoodzaakt, aan den dood te denken! - De Hollanders, voor het meerendeel zoo eenvoudig, zoo zedig, zoo spaarzaam in menig opzigt, laten de doodkisten zeer kostbaar maken; eene overdaad, welke geenerlei nut heeft. Dezelve worden vervaardigd met eene netheid en volkomenheid, welke men gewoonlijk geeft aan huisraad, dat tot dagelijksch gebruik moet dienen. Men maakt er een groot aantal van eikenhout, en ook vele van mahonijhout. De wanden zijn versierd met handvatsels van gepolijst koper, en het binnenste is altijd bekleed met fijn linnen, met zwart lint geboord. De plaats, waar het hoofd moet liggen, is gevuld met eene soort van hoofdpeluw; laatste en treffende oplettendheid van den overlevenden vriend voor den vriend, die niet meer is. De doodkisten voor het gemeen zijn altijd zwart geverwd.
De kooplieden van Amsterdam gelooven, dat hunne Beurs een wonder - een gebouw is, dat zijns gelijken niet heeft. Ondertusschen heeft dit somber gebouw meer het aanzien van een monnikenverblijf, dan van een' tempel, aan mercurius gewijd. De hoofdingang heeft niets groots of verhevens, dat beantwoordt aan den onmetelijken handel, welke daar gedreven wordt. Het ijzeren hek, waarmede de Beurs wordt gesloten, is minder fraai, dan het hek van menig bui-