De aardbeving te Lima.
In Maart 1828 vielen op de Antillen twee aardbevingen voor, de eene op den 6den, de andere op den 29sten. Beide keeren voelde men alleen één' langzamen, aanhoudenden schok. In anderhalf jaar is dit ten minste twaalfmaal gebeurd. De aardschudding van den 29sten, 's morgens ten 4 ure op Martinique waargenomen, stond met de verschrikkelijke aardbeving in verband, welke, op den 30sten, 's morgens ten 7 ure, een gedeelte van Peru vernielde. De rigting wordt op Martinique en in Peru als van het oosten naar het westen opgegeven, en zulks wordt daardoor bevestigd, dat men de schudding op de Antillen vroeger waarnam. Dus verliep er dan een geheele dag, eer zich dezelve over de Atlantische zee, het vasteland van Amerika, waar dit op zijn breedst is, en de keten der Anden verbreidde. Sinds 60 jaren onderging Peru geen ontzettender, meer verwoestende aardbeving, dan deze. Wij (dus verhaalt een ooggetuige) gevoelden aan boord, in de baai van Lima, sterke schokken, en wendden onwillekeurig onze blikken naar den kerktoren in het sort Callao; eensklaps zagen wij denzelven verdwijnen; ontzaggelijke stofwolken kondigden ons groote verwoestingen te Lima aan, en, toen wij ons aan wal begaven, zagen wij inderdaad verscheidene huizen ingestort, en alle, zonder uitzondering, hadden zoo zeer geleden, dat de ongelukkige bewoners dezelve onmiddellijk hadden moeten verlaten. Zij liepen halsnaakt naar de pleinen, wierpen zich op de kniën, en smeekten om erbarming aan de deuren der kerken, die boven hen ineenstortten. De muren hadden scheuren, door welke men zich een' weg kon banen; de spitsen der staangeblevene torens waggelden, en dreigden met de kerken neder te storten. Meer dan duizend menschen zijn er omgekomen, eene menigte gekwetst;
Lima gelijkt naar een' puinhoop. Men breekt geheele kerken, koepeldaken en andere hooge gebouwen af, welke bij elke windvlaag waggelen, en waarvan er dagelijks instorten. Geen wagen rijdt, geene klok luidt er, tot groot verdriet der inwoneren; het is Paschen, maar nergens kerkfeest, nergens eene processie; men waagt het naauwelijks, zich te bewegen, zoo groot is de angst, en de vrees voor eene tweede aardbeving. Men kampeert op de pleinen en op het veld; op de reede