Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, rakende den vermaarden fluitspeler Drouet.Ga naar voetnoot(*)(Mémoires sur l'lmp ratrice joséphine, Tome II. Bruxelles, 1828.)
De Heer drouet, een jonge Hollander, kwam te Parijs. De fluit op eene meesterlijke wijze spelende, vond hij echter aldaar duizend hindernissen om zich te laten hooren, waarvan echter het onderhoud van eenen vader en eene zuster afhing. Wij wilden hem voorthelpen, als een jongman, wiens ongeluk evenzeer als zijn talent ondersteuning verdiende. Wij verzochten gehoor bij de Koningin hortense, en spraken haar over drouet. Zij verzekerde ons, dat zij order zou geven, dat hij aan haar wierd voorgesteld; dat zij hem hooren wilde, en dat zij alles doen zou, om hem van dienst te zijn; dat hij intusschen een Concert moest aankondigen, voor hetwelk zij 80 biljetten wilde nemen. Zij hield woord; en | |
[pagina 84]
| |
aan haar was het, dat drouet den spoedigen opgang had te danken, welken hij te Parijs, en vervolgens aan verscheidene Hoven van Europa, verwierf. Hij bezit thans een groot vermogen, hetwelk hij eeniglijk aan hortense verschuldigd is. Doch misschien heeft hij zulks, gelijk zoo vele anderen, reeds vergeten. Immers ik vernam naderhand, dat de Heer drouet de belangstelling niet verdiende, welke wij hem waardig dachten. Hij had, wel is waar, zijnen vader en zijne zuster bij zich; maar de een was zijn knecht, en de andere zijne keukenmeid. Een mijner bekenden, hem bezoekende, vond hem aan zijn ontbijt; zijne zuster stond achter zijn' stoel, hem bedienende, en zijn oude vader poetste zijne laarzen in de zijkamer. |
|