Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1829
(1829)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBijzonderheden uit een nieuwuitgekomen Fransch werk, Holland onder Lodewijk Napoleon betreffende.(Mémoires sur la Cour de louis napoléon et sur la Hollande. Bruxelles, 1828.)
(Vervolg van bl. 33.)
Napoleon bezocht, te Amsterdam, den Franschen schouwburg niet, wat men ook deed, om hem daartoe te bewegen. De reden hiervan was deze: De Actrice bourgoin, die, bij gelegenheid van de reis des Keizers, met den troep uit Parijs herwaarts was gekomen, had hare onbezonnenheid zoo ver gedreven, dat zij, naar men zegt, op eene onbescheidene wijze zich uitliet over zekere geheime betrekking; terwijl zij tevens vrij luid te kennen gaf, dat zij zich vleide, den Keizer wel te zullen trekken naar het tooneel, waar zij speelde. Deze kleine pralerij kwam den Keizer ter ooren, en hij wilde niet in den schouwburg verschijnen. Aan talma, wien hij veel genegenheid betoonde, gaf hij last, om der fraaije tooneelspeelster het stilzwijgen op te leggen, en haar aan te kondigen, dat zij, bij de minste onbedachtzaamheid in het spreken, onder goed geleide, naar Parijs teruggezonden zou worden. Gedurende het verblijf van napoleon te Amsterdam gaf men te zijner eere een prachtig feest in Felix Meritis. Hollanders, die zich onderscheidden, zoo door aanzienlijke geboorte, als door diepe geleerdheid, geleidden den Keizer door de onderscheidene vertrekken van het schoone gebouw; doch naauwelijks kon men hem volgen, en nooit was hij meer stilzwijgend. Een oogenblik stond hij voor de physische instrumenten, doch zonder zich op te houden. Met dezelfde over- | |
[pagina 67]
| |
haasting snelde hij door de andere vertrekken. In het laatste gekomen zijnde, liet hij aan de Keizerin zeggen, dat hij heenging, dewijl hij liet langer kon vertoeven in eene plaats, die zoo zeer stonk van tabaksrook; en hij vertrok werkelijk. - Zonderlinge en bijkans ongeloofelijke onheuschheid in eenen man, die in het veld dikwerf omringd was van onophoudelijk rookende soldaten, en die zoo menigmaal, zonder de minste klagt te doen hooren, de kazernen bezocht, die van tabakslucht geheel doortrokken waren. Nadat men des daags door zeilpartijen en spiegelgevechten op den Amstel, in de nabijheid der Hoogesluis (ook pont des amoureux genoemd), den Keizer en de Keizerin had zoeken te vermaken, zou des avonds aldaar een fraai vuurwerk afgestoken worden, dat de feestviering moest besluiten; maar het regenachtig weder begunstigde dit niet. Napoleon was dien dag in eene zeer goede luim, en zeide, al schertsende: ‘Oh! non, ces bons Hollandais, ils ne sont pas nés pour l'artifice.’Ga naar voetnoot(*) - Bij het terugkeeren naar het Paleis, na dit feest, dat ongelukkig eindigde, ontving napoleon een' koerier uit Parijs, die hem het doorbreken van den eersten tand des Konings van Rome boodschapte. Napoleon bezocht ook Saardam en het huisje van Czaar peter aldaar. Toen hij dit bezigtigd had, zeide hij tot een der lieden van zijn gevolg: ‘Ziedaar, Generaal, naar mijne gedachten, het schoonste gedenkteeken, dat er in Holland is!’ Saardam was weleer eene zeer rijke stad, doch is zeer in verval, sedert de Regering daar niet meer oorlogsschepen laat bouwen. Men telt er thans evenwel nog bij de tweeduizend windmolens, welke meerendeels dienen, om hout te zagen en snuif te malen.Ga naar voetnoot(†) | |
[pagina 68]
| |
Nafoleon moest stilhouden in het dorp Veenhuizen. Men wist vooraf, dat men vereerd zou worden met zijne tegenwoordigheid. Om hem behoorlijk te ontvangen, bragt men eenige lieden, zoo goed gewapend, als dit in de haast mogelijk was, bij elkander. Deze moesten eene nationale garde verbeelden. Men voegde aan dezelven een, hier te lande gevestigd, Franschman, een gewezen trompetter, toe, die op de clarinet speelde. Bij eenen eereboog, aan den ingang van het dorp opgerigt, wachtten de leden der Regering, de aanzienlijken en het volk, de nationale garde en de muzikant den Keizer op. Hij verschijnt! De trompetter, in verwarring zekerlijk wegens de ontzagwekkende tegenwoordigheid van napoleon, in plaats van te spelen, gelijk hij voorgenomen had: Où peut-on être mieux, qu'au sein de sa famille, blies uit al zijne magt: Ah! le bel oiseau, maman, etc. De Keizer, verwonderd en misnoegd, gromde tegen de regeringsleden, wilde geene gelukwensching aannemen, en reed het dorp door, zonder stilhouden. Hoe klein vertoonen groote mannen zich somtijds! Toen de Keizerin van Haarlem te Amsterdam teruggekeerd was, zeide zij tot de Hertogin van montebello: ‘Ware ik in deze gewesten geboren, buiten twijfel zou ik Holland beminnen; maar ik beken u, dat ik er van verveling zou sterven, indien ik er moest wonen, na Duitschland verlaten te hebben.’ Bij het verlaten van Haarlem had maria louisa haar verlangen naar eenige bloemen te kennen gegeven. Men had de oplettendheid, haar van daar alle morgens te Amsterdam een mandje met bloemen te zenden, alhoewel het jaargetijde reeds verre was gevorderd. Daar zij gezegd had, dat zij die wel wilde betalen, bleef men niet in gebreke, daags vóór haar vertrek, de rekening van al het vorige bij de laatste verzending te voegen; en deze rekening bedroeg 372 gulden, ‘wegens hulde van bloemen, gedurende tien dagen, aan de doorluchtige Vorstin;’ zoo luidde woordelijk het hoofd der rekening. | |
[pagina 69]
| |
Het Duitsch is een gezuiverd Hollandsch; of liever, het Hollandsch is het oude Duitsch van de dertiende eeuw. Maar men zou de eigenliefde van den Hollander kwetsen, wanneer men tot hem van zijnen tongval, als van een bedorven Duitsch, wilde spreken. Hij is te trotsch op zijne verouderde spraak, waarin hij geene verbetering heeft gemaakt. Deze eigenzinnigheid staat in verband met de gehechtheid aan het geboorteland: want in het algemeen zullen Hollanders niet ligt toestemmen, dat er oorden gevonden worden, die meer begunstigd zijn, dan de hunne; eene dwaling, waarin doorgaans alle die volken deelen, welke weinig reizen. De Laplanders denken ook, dat er geene schooner gewesten zijn, dan hunne, met ijs en sneeuw bedekte, woeste velden. Het is eene onloochenbare waarheid, dat er bij de Hollanders, en vooral bij de bewoners der hoofdstad, eene bijzondere uitdrukking, zekere kenmerkende trek in het gelaat wordt gevonden. Een vreemdeling kan dezen, het volk eigenen, oorspronkelijken vorm het best opmerken en onderscheiden; en hij moet aan eene zelfde oorzaak denken, terwijl hij dezelfde eenparigheid overal in Holland wedervindt. De Hollandsche kooplieden zijn werkzaam, ik stem het toe; maar zij zouden minder behoeven te werken, indien zij vlugger in hun werk waren, en niet zoo vele uren van den dag met drinken, eten en rooken doorbragten. In Braband, en ook bij vele Hollanders, vindt men geene andere slaapplaats, dan eene soort van groote kas, bedstede genoemd, waarin men zich des nachts opsluit, en waaraan men gewoon moet zijn, om zich niet gedurig te stooten. Is er eene voor de gezondheid nadeeliger gewoonte, dan steeds te slapen op een bed van dons, en, om zich voor de koude te beveiligen, zich met een ander bed van dons te dekken? Men bedient zich in Holland van dekens en lakens, die de helft te kort zijn. Strijdt het niet tegen de welvoegelijkheid, dat men, als het roofdier, veel vleesch zonder brood eet? Is het niet eene zonderlinge dwaasheid bij de Hollanders, dat zij zoo ligt geneesmiddelen gebruiken, alsof het lekkernijen waren, en dat zij gewoonlijk zoo veel van hunne ziekten spreken? De Geneesheeren zijn er ook bijna allen rijk, en Holland is het Land der Belofte voor de Apothekers. Franschen, die aan soberheid gewoon zijn, vinden de publieke tafels in Holland ruim voorzien. De spijzen zijn | |
[pagina 70]
| |
gelijk gewoonlijk in zeeplaatsen, sterk gekruid, om te voldoen aan den smaak van de vreemdelingen, die uit alle landen in groote zeesteden zamenvloeijen. En de prijs aan deze tafels is niet te hoog voor Hollanders, dewijl zij een gulden, ter waarde van 42 sous in Frankrijk, zoo gemakkelijk winnen, als men te Parijs 20 sous wint. Men bemerkt in een uitgelezen gezelschap een' beteren toon onder de vrouwen, dan onder de mannen; deze nemen zeer dikwijls den schijn aan, alsof zij nog een weinig van hun oorspronkelijk karakter - van die overhelling tot het ruwe, welke zij ongedwongenheid noemen - willen behouden. De zoo vermaarde ingetogenheid der Batavieren bestaat sedert langen tijd niet meer. Dit gelukkige land, eenmaal zoo achtingwaardig om de oude eenvoudigheid der zeden, is grootelijks veranderd. Het goud, de begeerlijkheid, de weelde, de zucht voor vermaken, de zinnelijkheid, geheime minnehandel, allerlei driften en hartstogten zijn onder hen ingedrongen, en men vindt thans in Holland alle ondeugden, alle gebreken, alle verkeerdheden, welke men opmerkt bij andere volken in Europa. Nog langen tijd zal men spreken van de oude Hollandsche zeden; maar deze eenvoudige en edele zeden der Batavieren zijn verdwenen en zullen nooit wederkeeren. Te vergeefs willen heden ten dage eenige Hollanders, door middel van eene meer ernstige kleeding en van een somber voorkomen, eene vertooning maken, alsof zij de gewoonten en het karakter van hunne voorouders bewaard hebben. Misschien volgen zij een weinig later, dan andere volken, den voortgang der beschaving; maar omgang met vreemdelingenGa naar voetnoot(*) heeft allengs hunne oorspronkelijke geaardheid veranderd. Men ziet nog nergens in Frankrijk, gelijk in Holland, mannen aan het hoofd van huizen der ontucht. Zoodanige verlaging schijnt eenigzins minder schandelijk te zijn voor eene vrouw, welker zwakheid, tot op een zeker punt, die hatelijke kostwinningen misschien zou kunnen doen verontschuldigen; maar een man, die met dergelijke dingen zijn voordeel zoekt te doen, is wel het allerverachtelijkste wezen! De speelhuizen in Holland overtreffen, in schandelijkheid, alles, wat van dien aard bekend is bij andere volken. Het Genootschap Concordia et Libertate is het oudste, houdt bij uitsluiting zich bezig met kunsten en wetenschappen, en kan zich beroemen, mannen van verdienste en zeer | |
[pagina 71]
| |
uitstekende geleerden tot leden te hebben. Hetzelve doet zijnen oorsprong opklimmen tot eene Maatschappij van Adepten, of Ingewijden, weleer bekend onder den naam van Ridders van het Heelal; eene orde, welke in betrekking stond met die der Vrijmetselaren. Felix Meritis mag men welligt die Maatschappij noemen, welke het meest doet voor de wetenschappen en voor de menschenliefde, van wege het groot aantal waarlijk brave en inderdaad verstandige mannen, die leden zijn. Dezelve werkt steeds, om aan haren schoonen naam te beantwoorden en Gelukkig door Verdiensten te maken. Men houdt er wetenschappelijke vergaderingen, waarin geleerden van den eersten rang zich verwaardigen, onderwijs te geven; en men hoort er, in eene prachtige zaal, de schoonste Concerten van Holland. Men weet inderdaad niet, waaraan de voorkeur te geven, of aan de kostelijke kabinetten voor de natuurkunde, scheikunde en sterrekunde, of aan de galerijen met standbeelden, schilderstukken, modellen voor de bouwkunde, en zeldzame voorwerpen, welke de liefhebbers tot zich trekken en hun steeds voldoening geven. Doctrina et Amicitia is eigenlijk een gezelschap, waar men zich bepaalt tot het lezen der nieuwspapieren, en noch wetenschappen, noch schoone kunsten behandelt. Alleen aan de genoegens van gezelligen omgang en vriendschap is hetzelve gewijd. Het Leesmuseum is geenszins eene geleerde Maatschappij, maar een ander gezelschap, dat zeer vele leden telt. Men vindt er alle couranten en tijdschriften. De boekerij, waaruit ieder lid boeken kan medenemen zonder bewijs van ontvang, is zeer wel voorzien. Daar dit Museum in de nabijheid der Beurs wordt gevonden, is er gewoonlijk zeer veel volks, dewijl ieder lid daar vreemdelingen kan brengen. Men bewondert de orde, die er heerscht, tot verhooging van het genoegen der deelhebbers; en de stilte wordt er zoo wèl in acht genomen, dat twintig of veertig aanwezige personen niet meer geruchts maken, dan twee menschen, die zachtkens te zamen spreken. De Maatschappij: tot aankweeking van Taal- en Dichtkunde, beschouwt zich als wieg en bakermat van wetenschappen en kunsten in Holland. Dezelve werd het eerst opgerigt te Leiden, ten tijde der afschudding van het Spaansche juk. Men behandelt er alleen onderwerpen betrekkelijk dicht- en | |
[pagina 72]
| |
letterkunde. Onder de leden zijn mannen van voortreffelijke bekwaamheden.Ga naar voetnoot(*)
(Het vervolg en slot hierna.) |
|