op deze volgen, 2½ mijlen verder zuidelijk, die van Saccara, in de nabijheid van het oude Memphis. Verderop ziet men die van Dahschur en andere, welke toch alle meer vervallen zijn, tot aan het dorp Meidun, in welks nabijheid men de laatste Piramide vindt.
Over de bestemming van deze gedenkstukken kan men naauwelijks in het onzekere blijven, wanneer men overweegt, vooreerst, dat zij staan midden onder graven en in de bergen uitgehouwene grafspelonken; ten andere, dat in eenige van dezelve zorgvuldig gebalsemde en welbewaarde lijken gevonden zijn, tot welke men toegang verkreeg door labirintische gangen. Waarschijnlijk wezen deze, reeds sedert verscheidene duizenden van jaren daar staande, gedenkstukken de grafplaatsen aan der Koningen van Memphis. De Piramiden zijn omringd van eene ontelbare menigte van grafgewelven, die, gedeeltelijk in de steile zijden der bergen uitgehouwen, gedeeltelijk onder den rotsachtigen bodem van den grond, als groote kelders zijn aangelegd, in welke men door openingen of putten nederklimt. Derzelver wanden zijn niet alleen met hieroglyphen, maar ook met beeldhouwwerk bedekt, hetwelk zoo wel zaken tot den Godsdienst behoorende, als bezigheden van het dagelijksche leven voorstelt.
Terwijl in Middel-Egypte de Piramiden de eenige gedenkstukken zijn der bouwkunde, die boven den grond zijn bewaard gebleven, is daarentegen Opper-Egypte zoo veel te rijker aan overblijfselen der prachtigste gebouwen uit de hoogste oudheid. De reeks van deze gedenkstukken begint bij Denderah (het oude Tentyra), op den westelijken oever van den Nijl, waar de Tempel van Isis, die door zijnen Dierenriem zoo beroemd geworden is, de eerste zigtbare voorstelling geeft van eene wijze van bouwen, welke derzelver wedergade niet heeft in eenig ander land der wereld. Maar deszelfs beschouwing is slechts eene voorbereiding voor die der groote wonderen, welke den verbaasden reiziger, ongeveer vijf mijlen zuidelijker, verbeiden, onder de overblijfselen van Thebe, de groote stad van jupiter ammon.