| |
| |
| |
Iets over de krankzinnigen en de behandeling van dezelve. Door den Heer J. Smits, Jzn., Rentmeester van het Studs Krankzinnigen- en Beterhuis te Dordrecht.
Het is eene gegronde aanmerking, dat in ons vaderland de ongelukkigen, welke in eenen staat van krankzinnigheid verkeeren, in de meeste gestichten wel van het noodige verzorgd en goed verpleegd worden, maar dat men hier minder, dan in andere landen, proeven neemt, om dezelve, langs verschillende wegen, van hunne krankzinnigheid, indien mogelijk, te herstellen.
Ik heb mij voorgesteld, de oorzaak daarvan op te sporen, en tevens te onderzoeken, in hoe verre dit de genezing van die ongelukkige lijders, in het algemeen genomen, werkelijk vertraagt of verhindert.
De krankzinnigheid is eene ziekte, welke uit zoo vele verschillende oorzaken ontstaat en zoo vele bijzondere wijzigingen heeft, dat de geneeswijze derzelve eene studie op zichzelve is, die niet, dan nadat men zich vele jaren op dezelve heeft toegelegd, en dan nog zeer moeijelijk en altoos met wisselvalligen uitslag, beoefend kan worden.
In ons vaderland, alwaar de meeste Krankzinnigenhuizen, althans die voor onvermogenden, onder de zoogenaamde Godshuizen geteld worden, die of uit bijzondere fondsen, of door bijvoeging van subsidiën van wege de gemeente bestaan, is de geneeskundige behandeling dier ongelukkigen aan één of meer Geneesheeren toevertrouwd, welke, daar zij tevens de geneeskundige praktijk in de stad zelve uitoefenen, aan zoodanig gesticht niet bepaald verbonden zijn, en ook hunnen tijd te weinig vrij hebben, om dagelijksche proefnemingen op dezelve te kunnen doen, indien zelfs al de besturen dier gestichten daartoe ten volle konden en wilden medewerken. De geneeswijze in die huizen bepaalt zich dus veelal tot de toediening van inwendige geneesmiddelen,
| |
| |
werkende op het zenuwgestel, volbloedigheid, wormen en dergelijke, zonder dat echter hierbij uit het oog verloren wordt, om ook krankzinnigheid uit min duidelijke oorzaken geneeskundig te behandelen; hoezeer altoos door middelen, welke, indien zij al geene heilzame gevolgen voortbrengen, echter uit hunnen aard onschadelijk zijn en den zieke aan geene verergerende toevallen blootstellen.
Dan, het is niet zoo zeer die geneeswijze, waarvan men in de meeste gestichten voor krankzinnigen de heilzame uitkomst hunner herstelling verwacht; maar het is voornamelijk eene goede, zachte en doelmatige behandeling van die ongelukkigen, welke men veelal als de beste geneeswijze beschouwt, en die ook ongetwijfeld de meeste gelukkige uitkomsten heeft opgeleverd.
Sedert een tijdvak van vierentwintig jaren mij in het bestuur over zoodanig gesticht bevindende, acht ik mij bevoegd, om over deze zaak bij ondervinding iets te mogen zeggen. Ik werd daartoe te meer genoopt door de recensiën van het uitmuntend geschrift van den Heer guislain, Med. Doctor te Gent, Traité sur l'aliénation mentale et sur les Hospices des aliénés, in 1826, in twee deelen, uitgegeven; een werk, hetwelk ik reeds kort na de uitgave met zeer veel genoegen en belangstelling gelezen had, en waarvan mij de beoordeelingen, te vinden in dit tijdschrift voor 1827, No. IX, en in den Recensent, ook der Recensenten, van 1828, No. III, dan ook zeer welkom waren.
In laatstgenoemde recensie wordt de verschuldigde lof toegekend aan den Heer guislain over zijne wijze van behandeling van het onderwerp; een lof, waarmede ik mij gaarne vereenig: dan het jammert mij, dat men in dezelve heeft ingevoegd, dat die ongelukkigen, welke tot de minvermogenden behooren, meestal op eene ruwe wijze in de Krankzinnigenhuizen behandeld worden. Deze uitdrukking, welke geenszins met de kieschheid overeen te brengen is, die in andere deelen van deze
| |
| |
recensie doorstraalt, wekte ten hoogste mijne opmerking, daar eene zoodanige behandeling niet in het karakter onzer Natie ligt, die te veel voor ongelukkigen gedaan neeft en nog dagelijks doet, om op die wijze eene vlek te worden aangewreven.
Het is niet een enkel Krankzinnigenhuis; het is zelfs niet dat, hetwelk hier ter stede bestaat, op hetwelk ik het oog heb; maar onder de menigvuldige gestichten van dien aard, welke ik in Holland heb bezigtigd, trof ik er nooit één aan, alwaar de ongelukkige lijders op eene ruwe wijze behandeld worden. Het spreekt van zelve, dat men, vooral in de behandeling van razende en gevaarlijke krankzinnigen, voorzorgen gebruiken moet, ter voorkoming, dat zij zichzelven of anderen niet kunnen schaden; dat men verpligt is, sommigen in afzonderlijke vertrekjes op te sluiten, anderen door lange en geslotene mouwen, of lederen riemen, het vrije gebruik van hunne handen te benemen: dan deze voorzorgen zullen toch wel niet onder de ruwe behandelingen kunnen geteld worden, en meermalen heb ik de ongelukkigen beklaagd, die langen tijd, buiten die gestichten, in eenen staat van razernij bij hunne betrekkingen waren behandeld geworden, en of in hunne bedsteden of op hunne stoelen waren gebonden geweest, wegens de min doelmatige wijze, waarop zij vóór hunne plaatsing elders waren behandeld, zonder nogtans deze ruwere behandeling aan eenige onmeêdoogendheid toe te schrijven, maar alleen als een natuurlijk gevolg van mangel aan betere middelen, die alleen in een gesticht, voor krankzinnigen bestemd, kunnen gevonden worden. Neen! de Natie, waartoe wij behooren, neemt te veel deel in het ongeluk harer medemenschen, - zij bewijst dit in te vele gevallen, dan dat zij in dit ééne op eene zoo onverdiende wijze zoude kunnen miskend worden.
In andere landen van Europa treft men oneindig minder gestichten van liefdadigheid, minder wees- en armenhuizen, minder gast- of ziekenhuizen, en minder gestichten voor krankzinnigen aan. Meestal vindt men in de
| |
| |
groote Staten sommige uitgebreide gestichten van dien aard in de hoofdplaatsen of bij enkele voorname steden; - hier (in Holland) zijn zij meer algemeen verspreid, en naar die mate ook veelal op eene kleinere schaal ingerigt; en ik wil niet ontveinzen, dat het bij mij zeer twijfelachtig is, welke van die beide soorten de voorkeur verdient.
Tot het daarstellen van eene meer uitgebreide geneeswijze dier ongelukkigen zijn zeker de groote instellingen meerder geschikt; zij worden veelal ten koste van den Staat daargesteld, hebben grooteren omvang, vaste en inwonende Geneesheeren, badhuizen, stort- en drupbaden, draai- of wentel-werktuigen, schommelzakken en andere inrigtingen, om proeven van onderscheiden aard op de lijders te kunnen nemen, waarvan een kleiner gesticht, dat gedeeltelijk uit fondsen ad pios usus is daargesteld, of ten koste van de gemeente wordt onderhouden, de uitgaven niet bestrijden kan. Dan daarentegen kan weder, in een gesticht van minderen omvang, op den zedelijken toestand der krankzinnigen meer oplettendheid aangewend worden; het bestuur heeft dáár een meer vaderlijk toevoorzigt, en daalt meer tot die kleinigheden af, die somtijds in grootere de genezing in den weg staan, daar de herstelling, gelijk ik meermalen heb ondervonden, dikwijls wordt te weeg gebragt door het involgen van geringe toegeeflijkheden, die in eene beperkte instelling kunnen opgemerkt en ingewilligd worden, en in eene grootere niet te verwachten zijn: want, ofschoon in een uitgebreid Krankzinnigenhuis meerdere oppassers voorhanden zijn en de verzorging even regelmatig geschiedt, kan met geene mogelijkheid de man, welke het oppertoezigt heeft, zich dagelijks zoo zeer met alle ongelukkigen bemoeijen; en ik houde het daarvoor, dat de binnenvader (of zoo als hij anders mag genoemd worden) van dergelijk gesticht ten hoogste een getal van 80 tot 100 ongelukkigen onder zijn moeijelijk bestuur kan en moet hebben, zal hij niet verpligt zijn, de kleine zorgen geheel op zijne onderhoorige oppassers te laten aankomen, welke, aan minder verantwoordelijkheid onderworpen, zich
| |
| |
zelden op die menschlievende wijze van hunnen pligt kwijten, indien zij dit niet onder het oog van hunnen meester doen.
Wat men dan ook ten voordeele van zoodanige uitgebreide gestichten moge zeggen, zoo geloof ik, dat kleinere gestichten even goed, zoo niet beter, aan het oogmerk, de oppassing en verzorging der krankzinnigen, en het aanwenden van de noodige middelen ter herstelling van dezelve, kunnen voldoen, en dat alleen in de zoodanige, welke thans bestaan, van zulke verbeteringen in de inrigting, de voeding en behandeling, en vooral van die aanwijzing in de genezing moet gebruik gemaakt worden, als waartoe het werk van guislain aanleiding geeft; en dit echter met de noodige voorzorg, daar wij ook in hetzelve zien, dat men werktuigen heeft uitgedacht, om die ongelukkigen te herstellen, welke even barbaarsch als gevaarlijk zijn, en de wasdoeken schommelzak wel eens een voorbeeld heeft opgeleverd, dat men den ongelukkige, in plaatse van hersteld, dood in denzelven gevonden heeft. (Zie guislain, IIde D., bl. 264.)
De Heer guislain geeft een algemeen overzigt van de gestichten voor krankzinnigen en de behandeling derzelven, zoo in ons vaderland als elders; vermeldt een aantal nieuwe proeven, vooral in Frankrijk, Engeland en Duitschland daartoe uitgedacht, en een groot getal Geneesheeren, die zich onledig gehouden hebben, om dezelve op die ongelukkigen te nemen. Onder de duizend en één geneesmiddelen, aldaar opgegeven, zijn er een groot aantal, tegen welke zich guislain verklaart. Zoo wordt, onder anderen, het Dierlijk Magnetismus door hem geheel verworpen; Electriciteit en Galvanismus hebben maar zeer enkele gelukkige uitkomsten opgeleverd; van een aantal inwendige middelen zijn de verdoovende Opium en de Belladonna veeltijds van zeer goed effekt bevonden; van de rotatoirs (draaimachines) van verschillenden aard hebben sommige proeven goede
| |
| |
uitkomsten, andere daarentegen een' veel verergerden toestand te weeg gebragt, enz.
Ik heb noch het oogmerk, noch de bevoegdheid, over deze geneeswijzen te schrijven; maar ik wil enkel de uitkomsten, die zulks op de herstelling dier ongelukkigen gehad heeft, nagaan, en die vergelijken met de herstellingen in het gesticht te dezer stede, alwaar tot nog toe geene dergelijke proeven zijn genomen, en de herstelden hunne beterschap alleen aan eene doelmatige behandeling, liefderijke zorg, en, waar het nuttig scheen, toediening van inwendige geneesmiddelen, te danken hebben. Ik heb daartoe genomen een overzigt over de laatste tien jaren, en daarvan de volgende Tabel opgemaakt:
jaren. |
Inokkomen. |
Hersteld. |
Overleden. |
AANMERKINGEN. |
Er waren in het Huis |
Mann. |
Vrouw. |
Mann. |
Vrouw. |
Mann. |
Vrouw. |
|
31 Dec. 1817 |
23 |
26 |
|
Onder de herstelden zijn niet begrepen die, welke, zonder genezen te zijn, weder zijn ontslagen, even min als drie krankzinnigen, welke in dit tijdvak naar elders zijn verplaatst, en zich aldaar nog in denzelfden ongelukkigen toestand bevinden. |
1818 |
9 |
7 |
3 |
4 |
1 |
4 |
|
1819 |
6 |
4 |
3 |
4 |
2 |
2 |
|
1820 |
7 |
4 |
2 |
2 |
3 |
2 |
|
1821 |
4 |
3 |
5 |
2 |
4 |
1 |
|
1822 |
6 |
9 |
4 |
5 |
2 |
- |
|
1823 |
6 |
5 |
4 |
3 |
3 |
2 |
|
1824 |
4 |
9 |
3 |
2 |
- |
2 |
|
1825 |
6 |
8 |
6 |
3 |
- |
3 |
|
1826 |
10 |
12 |
3 |
4 |
3 |
3 |
|
1827 |
5 |
8 |
5 |
7 |
1 |
3 |
|
|
86 |
95 |
38 |
36 |
19 |
22 |
|
|
_____ |
_____ |
_____ |
|
|
181 |
74 |
41 |
|
Het getal der herstelden staat dus tot dat der ingekomenen als 41 tot 100.
Het getal der gestorvenen tot dat der ingekomenen als 21 tot 100.
| |
| |
Wanneer men nu de resultaten van de herstelde krankzinnigen in andere inrigtingen, door den Heer guislain opgegeven, inziet, bevindt men:
In Frankrijk, à la Salpetrière en Bicètre te Parijs, en in twee bijzondere Instituten te Dubuisson en d'Esquirol, van 1802 tot 1813, over 4427 krankzinnigen, 1984 herstelden; is 49 van de 100; dus 8 meerder dan boven.
In Engeland, Bedlam en St. Lukas te Londen, te York, het Kwakers-Instituut, Montrose, Nottingham, Exeter, Glasgow en Manchester, van 32744 krankzinnigen, 12254 herstelden; dus 37 van de 100, of 4 minder dan boven.
In Duitschland, te Berlijn, in 1816, volgens barrow, omtrent 50 herstelden van de 100, hetgeen 9 meerder dan bij ons zoude zijn; dan deze opgave, slechts over één jaar loopende, kan tot geene voldoende vergelijking verstrekken.
Te Wurzburg, van 1802 tot 1823, van 528 ingekomenen, 292 hersteld; zijnde 55 van de 100, of 14 meerder dan bij ons.
En in Nederland, waartoe ik de opgave van eenige gestichten in of bij de hoofdplaatsen der provinciën gekozen heb:
Te Brugge, van 726 krankzinnigen, 333 hersteld; dus 46 van de 100, of 5 meerder dan bij ons.
Te Amsterdam, van 778 krankzinnigen, 322 hersteld; dus 40 van de 100, of 1 minder dan bij ons.
Te Maastricht, van 115 krankzinnigen, 46 hersteld; dus 40 van de 100, of 1 minder dan bij ons.
Te Gent, van 608 krankzinnigen, 208 hersteld; dus 34 van de 100, of 7 minder dan bij ons.
Te Antwerpen, van 482 krankzinnigen, 167 hersteld; dus 34 van de 100, of 7 minder dan bij ons.
Te Gheel, van 401 krankzinnigen, 102 hersteld; dus 25 van de 100, of 16 minder dan bij ons.
Uit welk overzigt blijkt: 1. Dat het getal der herstelden in evenredigheid het grootste is in Duitschland; zijn- | |
| |
de te Wurzburg en Berlijn dooreen ruim 52 van de 100. 2. Dat daaraan volgt Frankrijk, alwaar de herstelden tot de krankzinnigen staan als 49 tot 100. 3. Dat in Engeland de minste herstellingen van krankzinnigen plaats hebben; zijnde maar 37 tot 100. 4. Dat, in ons vaderland, het gesticht te Brugge, in Vlaanderen, de meeste herstelden heeft opgeleverd, zijnde 46 van de 100; dat het gesticht te Dordrecht op hetzelve volgt, zijnde 41 van de 100; en dat, van alle de overige opgenoemde plaatsen, te Gheel het minste getal krankzinnigen hersteld zijn, als zijnde maar 25 van de 100.
Wij willen daaruit echter niet afleiden, alsof deze uitkomst altoos aan eene betere of mindere behandeling zoude zijn toe te schrijven; andere oorzaken kunnen daarop even zeer invloed hebben. Men zoude de reglementen dier Instituten, en de voorwaarden van opneming in dezelve, alle moeten nazien en tegen elkander vergelijken, om de oorzaak van het verschil te kunnen vinden. In Duitschland bestaan gestichten, zoo als b.v. te Siegburg, (en welligt is dit te Wurzburg op denzelfden voet) waar men geene andere krankzinnigen opneemt, dan dezulken, welke nog maar weinige maanden in dien ongelukkigen staat zijn geweest. Daar nu de ondervinding leert, dat bij dezen de herstelling doorgaans beter gelukt, dan bij die, welke vele jaren in dien toestand verkeerd hebben, volgt daaruit natuurlijk, dat in die Instituten in evenredigheid meerdere herstellingen te wachten zijn, dan in die, waar allen zonder onderscheid worden opgenomen. Ook schijnt het mij toe, zoo wel naar het gering aantal der lijders, als naar de zeer aanmerkelijke kosten van verpleging, in de Duitsche gestichten, dat dezelve alleen voor meervermogenden bestemd zijn; terwijl in onze Godshuizen de aanneming zich tot alle klassen der Maatschappij uitstrekt.
Frankrijk en Engeland leveren te dezen geheel strijdige uitkomsten op. De oorzaak daarvan ligt misschien in den verschillenden heerschenden Godsdienst in die beide landen. Het is door guislain zeer juist opgemerkt, dat onder de belijders van het Protestantendom
| |
| |
veel meer menschen gevonden worden, die, door overspanning van godsdienstige denkbeelden, in verstandsverbijstering vervallen, dan men onder de volgers van den Roomschkatholijken eerdienst, welke minder inspanning en nadenken vereischt, aantreft. Vanhier, dat dan ook Schotland de meeste krankzinnigen van die soort oplevert; en, daar deze verstandsverbijstering zeldzamer herstelt, is het zeer mogelijk, dat daarin het verschil van de herstelde krankzinnigen in deze beide landen te zoeken is.
In de Krankzinnigenhuizen in ons land, alwaar men die uit den behoeftigen stand der gemeente meestal om niet verpleegt, en die van andere gemeenten tegen een zeer matig kostgeld opneemt, worden dezelve ontslagen, zoodra zij zoo verre hersteld zijn, dat zij zonder gevaar aan de Maatschappij kunnen teruggegeven worden. Dit brengt het belang of van het Godshuis, of van de armenkassen mede, welke niet zelden van zeer geringe middelen voorzien zijn. Te Gheel, alwaar een groot gedeelte der bevolking van die plaats door de herberging en verzorging van krankzinnigen bestaat, en dezelve in geen gesticht of gebouw vereenigd zijn, belemmert een omgekeerd belang de te vroege slaking. Beide heeft zijn vóór en tegen. Het is buiten twijfel verkeerd, de lijders, welke in beterschap toenemen, hunne vrijheid te hergeven, vóór zij geheel hersteld zijn; daar zij meermalen, door te spoedig in aanraking te komen met personen of zaken, die tot hunne ongesteldheid aanleiding gaven, even spoedig weder instorten. Vanhier, dat zelfs in beroemde Duitsche inrigtingen bevolen is, alle bezoeken van bloedverwanten of vrienden zeer spaarzaam toe te staan. Daarentegen kan en moet de voortdurende bewaking en verzorging op eenen reeds herstelden mede nadeeligen invloed hebben en hem zeer afmatten; terwijl het hemzelven weder in den waan brengen kan, dat anderen zijne aanhoudende ongesteldheid opmerken, ofschoon hij zelf die niet gevoelt, - een denkbeeld, dat niet missen kan, weder nadeelig op zijne vermogens te werken. Beide uitersten moeten dus worden vermeden.
| |
| |
Men is vrij algemeen van gevoelen, dat de meestmogelijke vrijheid aan de krankzinnigen moet gegeven worden; en op dien grond berust ook de bijzondere aanprijzing van de behandeling dier ongelukkigen te Gheel, door den Heer guislain in het IIde Deel, bl. 178, voorgedragen. Hiertegen staan echter vrij groote zwarigheden over, zoo als de verkeering van de beide seksen, die hierdoor niet kan worden voorgekomen, en zeer nadeelige gevolgen en onaangenaamheden, zoo voor den lijder, als voor zijne aanverwanten, opleveren kan; het misbruik van sterken drank, waartoe de ongelukkige vervallen kan en dikwijls zoo gaarne vervalt; de verkeering met menschen van zedeloos of onbehoorlijk gedrag, en dergelijke. Wij voor ons zouden gelooven, dat de plaatsing in een ruim en luchtig gebouw, dat van wandelplaatsen en tuin is voorzien, in hetwelk men, zich eenige kosten getroostende, gelegenheid tot werkzaamheden en uitspanningen geven kan, en waar mannen en vrouwen van elkander gescheiden zijn, verreweg de voorkeur verdient. Ook bewijst de Tabel van Gheel voldingend, dat de zoogenaamde vrijheid, welke aldaar genoten wordt, geen' gunstigen invloed op de herstelling heeft, daar zij het minste getal herstelden in evenredigheid oplevert; terwijl ook de opgave der sterfgevallen aldaar (29 van de 100 in 14 jaren) grooter is, dan de evenredigheid in de gestichten te Brugge, te Gent en te Dordrecht in hetzelfde tijdvak. Ook moeten wij ons verwonderen, dat, als een blijk van de gezondheid aldaar, wordt aangevoerd, dat de rekening des Apothekers aldaar, wegens geleverde geneesmiddelen, nooit de som van 500 franken in het jaar te boven ging; daar bij ons de geneesmiddelen in de laatste 10 jaren te zamen maar f 667-20 bedragen hebben, zijnde dus dooreen niet meer dan f 66-72 voor ieder jaar (of minder dan de helft in evenredigheid van het getal der
beide inrigtingen), waaronder ook de geneesmiddelen voor de geconfineerden om wangedrag en de bedienden begrepen zijn.
Ofschoon ik er verre af ben, om zelf iets te willen doen, of anderen aan te raden, dat den voortgang der
| |
| |
wetenschappen konde belemmeren, of zelfs het goede niet dankbaar zoude willen opmerken, dat door zoo vele nieuwe uitvindingen en inrigtingen wordt voortgebragt, - zoo geloof ik echter, dat het niet aan de hooggespannen verwachting zoude beantwoorden, indien men, in dezen het voorbeeld van Frankrijk en Engeland volgende, gestichten in ons land daarstelde, in welke eenige honderden, ja zelfs duizenden krankzinnigen vereenigd en verpleegd werden; maar dat het daartegen zeer nuttig zijn kan, om in de bestaande Kranzinnigenhuizen verbeteringen, naar de voorschriften van den Heer guislain, in te voeren, en die gestichten, op eenen minder bekrompen voet, ook tot genezingsgestichten te doen strekken, opdat daardoor de herstellingen, zoo mogelijk, nog vermeerderd en in verhouding met die van het naburige Duitschland gebragt worden, in welk land toch mede de beste resultaten in gestichten van 80 tot 100 lijders zijn ondervonden; terwijl anders welligt de ongelukkige lijders aan de zorgvuldige en vaderlijke behandeling onttrokken zouden worden, die zij in minder groote instellingen tot heden genieten.
Eindelijk moet ik hier nog bijvoegen, dat het mij, zoo wel als vele anderen, toeschijnt, dat het wenschelijk ware, dat de Krankzinnigenhuizen niet meer tot verblijfplaatsen van personen gebezigd wierden, die om wangedrag, voor eenen zekeren tijd, in dezelve worden geconfineerd. De finantiéle toestand der gemeenten is de oorzaak van deze vrij zonderlinge zamenvoeging in de meeste gestichten van dien aard geweest, daar elk dier instellingen afzonderlijk een veel grooter getal oppassers zoude vereischen, dan nu in beide, te zamen vereenigd, worden gevorderd. Misschien ware het zeer goed, om sommige dier bestaande instellingen tot Krankzinnigenhuizen en andere tot Verbeterhuizen te doen strekken. Tot de eersten konden bij voorkeur de grootste localen, met de ruimste tuinen of plaatsen voorzien, genomen, en dezelve van een behoorlijk getal oppassers worden voorzien, ter vervanging van die personen, uit de mindere klassen der Maatschap- | |
| |
pij, in hetzelve om wangedrag geplaatst, welke dikwijls tot oppassers van de krankzinnigen worden gebezigd, of wel andere diensten verrigten, die ten nutte van het gesticht verstrekken.
Men stelle zich echter ook deze zwarigheid niet te erg voor; want, terwijl aan die geconfineerden de middelen benomen zijn, om hun verkeerd gedrag voort te zetten, en er dus van die zijde reeds weinig vrees voor verleiding of het geven van slechte voorbeelden bestaat, moet ik ook openhartig bekennen, dat ik meermalen heb verbaasd gestaan over het geduld, de liefde en zorg, waarmede de ongelukkige lijders, niet slechts door de vrouwen, maar zelfs meermalen door de mannen, welke in het Godshuis te dezer stede om wangedrag geplaatst waren, werden behandeld en opgepast, en hetwelk mij overtuigd heeft, dat, hoe laag de mensch ook gezonken zij, hij altoos nog een gevoel van medelijden voor ongelukkigen heeft overgehouden. |
|