eenen....., om van het tegendeel overtuigd te worden. Dit werk is een tegenhanger van het vroegere Schilda, door ons reeds in onze jeugd gelezen, in hetwelk vooral zulke misslagen en dwaasheden gehekeld werden, waaraan stedelijke overheden en patriciërs zich schuldig maakten. Het nieuwe Schilda is in denzelfden toon gestemd. Het brokstuk uit swanenburg en valentijn's Ovidius doet ons denken, dat het oorspronkelijke, waaruit het volgens den titel vertaald is, het Schildasch, en dat het werk dus eigenlijk echt Nederlandsch is. De schrijver heeft het zeer geladen op het bouwen van stadhuizen en andere prachtige gebouwen, op het vervaardigen van schepen, zonder in aanmerking te nemen, of de mogelijkheid al dan niet bestaat, om dezelve in zee te krijgen, het graven van kanalen, enz. Tot een proefje geven wij een uittreksel uit het Hoofdstuk der Klokken: ‘Er ontbrak in Schilda nog eene klok in den grooten toren. Toevallig werd zoodanig eene klok te koop aangeboden; zij werd gekocht. De klok woog omtrent vierduizend pond, en de plaats, waar zij hangen moest, mag wel zeventig of tachtig voet boven den grond zijn geweest. Men besloot eene premie van honderd gulden uit te loven aan den genen, die het geschiktste en minst kostbare middel zou opgeven, om de klok op hare plaats te brengen. Een beroemd werktuigkundige had zich door herhaalde proeven verzekerd van de mogelijkheid, om door eene gans van matige grootte een gewigt van vier ponden tot eene aanmerkelijke hoogte te doen opvoeren; hij maakte hieruit de zeer juiste gevolgtrekking, dat duizend ganzen te zamen ook vierduizend pond konden opligten, en stelde bij gevolg voor, om het genoemde aantal vogels voor de klok te spannen, en hen door middel van brood of eenig ander smakelijk voedsel naar boven te lokken. Dit middel vond juist om deszelfs
eenvoudigheid bijval. De duizend ganzen werden derhalve gekocht; doch men besloot hen eerst behoorlijk af te rigten. De vogels werden gedurende veertien dagen een voor een op de markt, nadat zij te voren eenige uren honger geleden hadden, losgelaten, en dan stond er een man op den bovensten omloop van den toren, die gans, gans! riep, en een groot stuk brood in de hand hield. Om der waarheid hulde te doen, moet men bekennen, dat er met dit voorloopig onderwijs menige gans verloren ging; want de meesten vlogen weg. Eindelijk was men zoo gelukkig geweest er tien volkomen af te rigten, en daar het saizoen intusschen ver verloopen was, begreep men, dat het genoegzaam zou zijn, deze onder de overige negenhonderd ennegentig te verdeelen; ‘want,’ zeide een der Raden, ‘als één gek er velen maakt, waarom zou ééne wijze gans er dan ook niet velen kunnen maken?’ enz. Die den afloop der historie van de klok weten wil, koope het boek. Tot onschadelijke uitspanning durven wij het volkomen aanbevelen.