lijks trouw door hen bezocht, doch voornamelijk met oogmerk, om aldaar iets merkwaardigs te zien - ook om hunne kunstvoortbrengsels, als verrekijkers, mikroskopen, enz. met gelijksoortige van andere kunstenaars te vergelijken, en zich de nieuwe uitvindingen ten nutte te maken. Ofschoon nu alle drie broeders uitmunteden, arjen, die ook de langstlevende was, heeft echter de grootste vorderingen gemaakt. Hij vooral bragt het zijne toe ter vorming van andere liefhebbers en kunstenaars, als rienks, hommema, eekhoff enz. Doch, hetgene meer zegt, ook als mensch en Christen was hij een voorbeeld van naauwgezette waarneming zijns tijdelijken beroeps, van eenvoudigheid in leefwijze, van vriendelijkheid en beminnelijke nederigheid in den omgang, alsmede van hartelijke deelneming en dienstvaardigheid, waar hij ten nutte van anderen kon werken.
Doch deze Levensberigten zijn niet vatbaar voor een doorloopend uittreksel. Men koope en leze het boekje. Wat roelofs al gedaan heeft, zullen liefhebbers daaruit ontwaren, en dan den wensch niet kunnen onderdrukken, dat uit de veelvuldige nagelatene papieren nog meer door den druk gemeen gemaakt worde. Die zijn immers in goede handen. W. van peyma, vriend des overledenen en insgelijks landbouwer van bedrijf, vroeger reeds gunstig bekend geworden door zijne Verhandeling over de beste wijze van aanleggen van Zeedijken en de hervorming derzelve, bijzonder met betrekking tot die der Provincie Vriesland, in 1827 te Franeker uitgegeven, - een man, zelf niet onbedreven in natuur- en sterrekunde, - hebbe dank voor de bezorging der uitgave. Zijn kunstelooze stijl, gelijk hij zelf dien met bescheidenheid noemt, is zoodanig, dat men hem met genoegen kan lezen. Moge hier of daar eenige onnaauwkeurigheid (b.v. bl. 129. nieuwsgierigheid, volgens Friesch taaleigen, in den zin van weetgierigheid) of mindere vloeibaarheid op te merken zijn, bevoegde beoordeelaars zullen niet vergeten, dat de Schrijver geene geleerde opvoeding genoot, en dat de aard des onderwerps ook weleens zekere moeijelijkheid in de uitdrukking medebragt, daar namelijk, waar dingen, die op hoogere wetenschappen betrekking hebben, vermeld moesten worden. Het vers van den jeugdigen eekhoff, hoewel onder zijne eerstelingen behoorende, is der nagedachtenisse van roelofs waardig, en verdient, naar ons oordeel, de plaats, die aan hetzelve werd ingeruimd. Tot bewijs en proef schrijven wij de volgende regelen af: