Onder de weinige Genootschappen, welke minder geruchts naar buiten maakten, doch meer innerlijke waarde bezaten, en met eenen langzamen maar zekeren tred voortgingen, behoort aan het Groningsche Pro excolendo jure patrio eene eerste plaats. En daarover verwonderen wij ons niet. Want de inwoners dier streken hebben zich altijd gekenmerkt door eene zekere eenvoudigheid van zeden, en groote zucht, om de oudheden, wetten en gesteldheid van hun land na te sporen en op te helderen. Wij zullen niet spreken van eenen ubbo emmius, wiens Geschiedenis de groote joseph scaliger goddelijk noemde, om wien te zien een a. thuanus naar Nederland reisde; wij zullen eenen menso alting niet noemen, die zich door zijne Germania inferior onsterfelijken roem verworven heeft, en gaan vele anderen met stilzwijgen voorbij, waaronder ook een aantal diergenen, welke alleen voor zich en hunne Zanggodinnen leefden, maar beroepen ons op die uitmuntende schare van verdienstelijke mannen, welke leden van dit Genootschap geweest zijn.
Aan het hoofd van de naamlijst, voor dit deel geplaatst, pronkt de naam van den edelen en goeden jacob de rhoer, in den jare 1813 in zeer hoogen ouderdom overleden. Het is den liefhebberen der oude letteren bekend, hoeveel dat sieraad der Groninger Hoogeschool verrigt en aan de nakomelingschap nagelaten heeft. Beminnaars van vaderlandsche oudheden weten ook, met hoeveel ijver hij dat vak van studie beoefend heeft, hoe onvermoeid en gelukkig hij vele zaken uit de geschriften der Romeinen en die der Middeleeuwen heeft verklaard, hoe hij de plaatsen zelve, waar deze of gene gewigtige gebeurtenis was voorgevallen, opzocht, en het land, met zijnen tacitus in de hand, doorwandelde. Van dien ijver en kunde getuigen, om van andere zaken niet te spreken, 's mans schoone Oratio de fructu, qui ex antiquitatis patriae studio in omne doctrinarum genus redit, openlijk gehouden te Groningen in den jare 1770, als inleiding zijner lessen over de Germania van tacitus, en op verzoek van Curatoren gedrukt, en zijne Disceptatio Historica de temporis divisione, et notis, quibus in diplomatibus et actis publicis usi olim sunt Batavi, uitgegeven te Groningen in den jare 1806. Het werk van dezen jacob de rhoer maakt ook het voornaamste gedeelte uit van het door ons aangekondigde vijfde deel van het Groninger Genootschap.