looningen en straffen, over openbare schoolexamens en prijsuitdeelingen wordt gezegd, stemt volkomen overeen met Rec. 's gevoelen, die meermalen het gevaarlijke en nadeelige daarvan meent opgemerkt te hebben. Neen! openbare examens leveren geenen maatstaf voor de vorderingen der kinderen. Het uitdeelen van kaartjes heeft mede grootelijks zijne bezwaren. Waartoe ook dat vroeg en gedurig prikkelen der kinderlijke eerzucht? Is er buitendien in deze jaren niet dikwerf reeds ijdelheid genoeg? Het kind, weetgierig van aard, zal gewoonlijk ook zonder deze middelen wel willen leeren.
Op taal en stijl van den Hoofdonderwijzer pietersz is hier en daar wel iets aan te merken; b v. bladz. II. mijne wensch, in plaats van mijn wensch, en V. dat mijn geschrijf verre beneden is van datgene, wat over dit onderwerp, zoo hier als elders geschreven is. Tegen deze Fransche wijze van uitdrukken zij de onderwijzer in die gewesten vooral op zijne hoede. Hoofdvereischte, bl. VI, is onz., niet vrouw. Gebrek aan mangel van aandacht is zeker niet goed gezegd; gebrek en mangel zijn woorden van eenerlei beteekenis. Bij eenen onderwijzer, wien hij wist, dat enz., bl. 28, strijdt mede tegen den aard der taal; alsmede bl. 67: hij oordeelde, dat het beter ware, als er een (dat er één) kind van het onderwijs zoude verstoken zijn, dan dat enz.; bl. 92: hij maakte hun (hen) bekend met den tijd, liever: hun den tijd bekend. Pront, in plaats van het basterdwoord prompt, bl. 127, is kwalijk te verdedigen. Kend, bl. 139, moet zijn kent, en aanvaart, bl. 153, aanvaardt. Meer onnaauwkeurigheden, vooral ook ten opzigte van bouw der volzinnen en plaatsing der scheidteekenen, zouden aangewezen kunnen worden; doch het aangestipte zal genoeg zijn, om den schrijver, bij al het goede van zijn werk, ook opmerkzaam op gebreken te maken, ten einde hij, als de verdienstelijke Welmoed, steeds meer op volmaking zich toelegge, hetwelk inzonderheid van hem, als eenen Hoofdonderwijzer, te vorderen is.